Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geheugen

betekenis & definitie

Geheugen - is een eigenschap, waardoor mensch of dier iets, dat hij waargenomen of beleefd heeft, kan bewaren en waardoor hij die dingen later weer opnieuw kan beleven, zonder dat daarvoor een herhaling van de oorspr. omstandigheden noodig is. Deze mogelijkheid van reproduceeren veronderstelt, dat ervaringen na den oorspr. bewustzijnstoestand nog „sporen” (residuen) achterlaten.

Of deze sporen (d.i. disposities tot opnieuw beleven van bewustzijnsinhouden) van louter physiologischen aard zijn of niet, is thans nog niet uit te maken. Wel is het waarsch., dat de sporen van bepaalde aanschouwelijke geheugen in houden aan bepaalde plaatsen der hersenschors gebonden zijn (optisch, acoustisch, motorisch centrum).

Voor geheugen-verrichtingen van hoogeren aard is dit echter een open vraag. Onder muzikaal geheugen verstaat men het menschelijk vermogen om muziek te onthouden.

Het houdt vanzelfsprekend verband met muzikaal gehoor en muzikalen aanleg. Het rhythmisch element geeft aan het g.een goed houvast, ook bij muziekgevoelige leeken.

De beroepsmusicus steunt bij het memoreeren daarenboven op vormen, samenklanken, bewegingen, herinnering aan het notenbeeld enz. Het m. g. is doorgaans bij blinden het sterkst ontwikkeld.