Foscolo - U g o, Italiaansch dichter; * 1778 op het Ionisch eiland Zante uit een Ital. vader en een Grieksche moeder, ✝ 1827 te Turnham Green bij Londen. Als soldaat in de legers der Fr.
Revolutie droomde hij van een Ital. wedergeboorte, zag in Bonaparte den bewerker daarvan en streed tot in 1808 onder hem in Italië en in Frankrijk. Hij weigerde onderwerping aan Oostenrijk en leefde in ballingschap, eerst in Zwitserland, later in Engeland.
Overladen met schulden door zijn ongeregeld leven, moest hij er van zijn pen en van Ital. privaatlessen leven. Zijn werk is niet zeer uitgebreid, ten minste datgene, wat nog gelezen wordt.
Toch wordt hij onder de voornaamste schrijvers van het moderne Italië gerekend. In 1802 zond hij aan Goethe zijn Ultime lettere di Jacopo Ortis, beïnvloed door Werther, en toch een werk van zeer bijzonderen aard: niet alleen dat het milieu Zuidelijker, de toon geestdriftiger en de kleur heller is, maar Jacopo Ortis’ ongelukkige liefde gaat gepaard met onbedwongen nationalisme en de twee onbeheerschte passies drijven den wanhopige tot zelfmoord: „Zelfs indien Teresa de moeder mijner kinderen kon worden,” klaagt Ortis, „dan zouden mijn kinderen geen vaderland hebben”.
Die vaderlandsche ondertoon wordt gedragen door een proza vol wondere beelden en klanken, vol melancholie en innige ontroering: een nieuw lyrisch element in de Ital. Romantiek, verwant met Rousseau en met de „Weltschmerz” van Chateaubriand’s René.I Sepolcri (1807), een naar den vorm nog streng klassiek gedicht, is geheel verschillend van het vorige; het bezingt, wellicht door Legouvé’s Sépulture geïnspireerd, de levenskracht der dooden, aan wier graf de vonk van den patriottischen mannenmoed ontbrandt. Zoo werd de antieke vorm in Italië en in Frankrijk tegelijk vernieuwd door twee groote dichters, die zonen waren van een Grieksche moeder, U. Foscolo en A. Chénier.
Tot de andere werken van F. behooren o.a.: drie tragediën (Tieste, Ajace, Ricciarda), naar het klassiek systeem van Alfieri geschreven, Ipercalisse, een venijnige satire in bijbelsch Latijn tegen zijn vijanden, en verder nog eenige oden en sonnetten, alsook letterkundige studiën over Petrarca, Dante, Boccaccio.
Uitg.: in de collectie Scrittori d’Italia (Florence 1912 vlg.). — Lit.: Winckels, Vita di U. F. (Verona 1892); E. Donadoni, U. F., pensatore, critico, poeta (Milaan 1910, 1927); M. Fubini, U. F., saggio critico (Turijn 1928, 1931); G. Citanna, La Poesia di U. F. (Bari 1932); Arm. Caraccio, U. F., l’homme et le poète. 1778—1827 (Parijs 1934).
Ulrix.