(= Fidschi-, Fiji- of Viti-eil.), groep van ong. 225 eil. in den Stillen Oceaan (174° O.-177° W., 16°-19° N.); vormen, volgens opbouw en aard der flora, fauna en menschelijke bewoners, een schakel tusschen de Melanesische en Polynesische eilandgroepen. Ontdekt door Tasman 1643; eerst 1791 weer door Eur. bezocht; sinds 1874 Eng. kroonkolonie en van toen af econ. van belang geworden.
Ca. 180 000 bewoners (1931) (84 000 inheemschen; 69 000 Br. Indiërs; 3 000 blanken e.a.).
Ca. 13 500 Katholieken, 30 priesters. Oppervlakte 18 300 km2; het grootst zijn Viti Levoe (10 500 km2) en Vanoea Levoe (5 500 km2), met resp. hoogste toppen 1 390 m en 950 m en beide met enkele bevaarbare rivieren.De F.-e. bestaan vooral uit (dood) vulkanisch gesteente en bijna alle zijn omgeven door zoomrif. „Verdronken” vulkanen en typische atollen, mét of zonder hooge kern, treden ook op. De geheele groep is in het N. omkranst door barrière-rif, dat slechts op enkele plaatsen is stukgeslagen. Het klimaat is bepaald door de ligging in de tropen en den sterken invloed van den Z.O. passaat. Regenval 250 cm per jaar; neerslag valt in korten tijd, waarop volgt lange periode van droogte; de Z. zijden der eil. hebben hoogste regencijfers (oerwoud), de N. zijden krijgen weinig vocht (savanne met Eucalyptusboomen en waardevol sandelhout). De F.-e. leveren vooral suikerriet, copra, rubber, sisal en bananen; uitvoer via de haven Soeva op Viti Levoe meest naar Austr. en N.Zeeland. Op de plantages werken vnl. geïmporteerde Br.-Ind. koelies (57 000), omdat inheemschen lichamelijk ongeschikt zijn.
Ook veel Br.-Ind. eigenaars van plantages (12 000). De F.-e. vormen een verkeersmiddelpunt der Stille Zuidzee (kabels; bootlijnen).
Het aantal inheemschen gaat steeds achteruit: vroeger zeer sterk door kannibalisme en stam-oorlogen, later door aanraking met de Europeesche cultuur (ziekten; drank; wapens; kleeding). Kannibalisme is verdwenen; de Prot. en de Kath. missie hebben er met succes gewerkt; allen zijn (in naam) Christen; sporen van vooroudergeloof zijn gebleven; ook komen de ritueele besnijdenis der mannen en tatoueering der vrouwen thans nog wel voor. De inheemschen zijn van gemengd Melanesisch-Polynesisch ras met veel Polynes. cultuurelementen en eigenschappen (zeewaardige booten; sociale structuur, vroeger met adel en koningen, en ingewikkeld familieverband op matriarchaten grondslag; groote intelligentie, gepaard met ongeschiktheid tot handenarbeid). De taal is Melanesisch. Kunstzin blijkt uit het vervaardigen van prachtig vlechtwerk (manden, matten, waaiers) en fijn houtsnijwerk. Oók als kunst te beschouwen zijn de volksdansen; deze zijn gedeeltelijk ritueel.
Voedsel bijna geheel plantaardig; vischvangst met pijl en boog en vischspeer in uitleggerkano’s; genotmiddelen: tabak en kava. Kleeding: vroeger geklopte boombast, thans Eur. katoentjes.
Lit.: K. Buschan, Illustrierter Völkerkunde (dl. Austr. und Ozeanien); R. Parkinson, Dreissig Jahre in der Südsee (1926); W. Davis, The islands and coral reefs of Fiji (1920). Zwagemakers.
Weermacht. 2 compagnieën infanterie (ca. 425 off. en minderen), bewapend met geweren en mitrailleurs. Eén comp. uitsluitend Europeanen, de andere Inlanders. De Europeanen van 18 tot 22 jaar zijn verplicht 3 jaren actief en 3 jaren in de reserve te dienen. De politie is een semi-militaire organisatie, bewapend met geweren en pistolen. Kan ook voor de verdediging worden gebruikt. Sterkte 230 man.
Lit.: Annuaire militaire (1934). v. Munnekrede.