Eritrea - Italiaansche kolonie in N.O. Afrika; ten N. begrensd door de Roode Zee, ten W. door den Anglo-Egyptischen Soedan, ten Z. door Abessinië, ten Z.O. door Fransch Somaliland.
Opp. ca. 120 000 km2, de → Dahlakeilanden inbegrepen; ong. 500 000 inwoners.Natuurlijke gesteldheid. In het W. en in het Z.W. bevindt zich een bergachtige streek, die de voortzetting is van het Ethiopisch massief en waarvan sommige hoogtepunten 2 000 m bereiken. In het Z.O. echter strekt zich het Danakilland uit, een woestijnvlakte, waarvan bepaalde afgeschoven gedeelten meer dan 60 m beneden den zeespiegel liggen; dit gebied van E. behoort tot de uitgebreide slenkzone van Oost-Afrika. Men treft in de hoogste streken stortbeken aan en verder slechts wadi’s en zoutmeren.
Er heerscht een groot klimaatverschil tusschen de lage kuststrook en het bergachtig binnenland. Langs de zee is het heet en regent het weinig, alleen in den winter; het Z.W. bergland heeft een meer gematigd klimaat met regenneerslag, vooral in den zomer.
De plantengroei is zeer arm in het steppengebied en meer ontwikkeld in het bergachtig gedeelte. De fauna is tamelijk rijk; men onderscheidt de kustfauna, de woestijndieren en de bergbewoners, waaronder nuttige huisdieren.
Bewoners. De bevolking heeft een zeer uiteenloopend karakter. Men onderscheidt herdersvolken en nomaden; andere stammen behooren gedeeltelijk tot de gezeten bevolking en in het Z. van de kolonie leven vooral landbouwers, waartoe o.a. Abessiniërs gerekend worden. Onder het niet-inheemsche deel der bevolking bevinden zich Indiërs, Arabieren, Soedaneezen en Somali’s. Men telt ongeveer 3600 Europeanen, hoofdzakelijk Italianen.
Ongeveer 200 000 inw. belijden den Islam; 120 000 zijn Christenen, waaronder ca. 30 000 Katholieken.
Asmara is de hoofdplaats van E.; deze stad met ca. 20 000 inw. ligt op 2 347 m boven zeepeil. Massaoea is een belangrijke haven voor E. aan de kust van de Roode Zee, met 4 000 inw. Verder zijn nog vermeldenswaard: Addi Oegri, 4 000 inw., Klieren, 4 200 inw., Agordat, 6 000 inw., Assab, ten Z.O., 3 600 inw., Barentoek, 2 000 inw.
Economische beteekenis. Ofschoon E. geen rijke kolonie is, wordt door Italië veel gedaan om de inlandsche opbrengst te verhoogen en om er eenige nijverheid te vestigen.
Stuwdammen worden gebouwd om door bevloeiing uitgestrekte gebieden te winnen voor den landbouw. Katoen, koffie, tabak worden met succes verbouwd. Men fokt runderen, paarden, ezels, kameelen, geiten en schapen. De veestapel wordt echter ernstig bedreigd door ziekten; daarom richtte Italië een veeartsenijkundigen dienst in, die uitstekende resultaten oplevert. Eenige delfstoffen worden ontgonnen, nl. goud, ijzererts en zouten. Geologische opsporingen bewezen, dat de streek nog andere delfstoffen bevat, nl. koper-, mangaanen zinkertsen en aardolie.
Naast talrijke vischsoorten, levert de Roode Zee paarlemoer, „trocus” en parels. In de omstreken van Asmara werd een groote hydro-elcctrische centrale opgericht.
E. bezit talrijke karavaanwegen en een meer modem wegennet, dat de verschillende centra met elkaar verbindt. Een spoorweg loopt van Massaoea naar Asmara en vandaar, over Kheren, naar de EthiopischSoedaneesche grens. E. drijft handel met de omgrenzende streken, het meest echter met Abessinië, thans nog langs karavaanwegen. De handelsbetrekkingen met het moederland nemen geleidelijk toe.
E. bezit bezienswaardige natuurlandschappen, vooral in het gezonde bergachtig gedeelte; elders heeft men eigenaardige overblijfselen ontdekt van praehistorische kunst en ook ruïnen van waardevolle architectuurmonumcnten.
Krachtens de Fransch-Italiaansche overeenkomst, in Januari 1935 te Rome gesloten, bekwam Italië een smalle strook langs Fransch Somaliland, alsmede het protectoraat over het eilandje Doemerrak.
Lit.: Le colonie italiane, Notiziario geografico economico (Ministero delle Colonie, Rome 1929); Le colonie italiane, le vestigia del passato (Ministero delle colonie, Rome 1930).
V. Asbroeck.
Weermacht. Deze is samengesteld uit Italianen en Inlanders. De Italianen (off., onderoff. en minderen) dienen vrijwillig of op bevel voor minstens 2 jaren in de kolonie. Dienstplichtige soldaten echter alleen gedurende den duur van den 1en oefeningstijd. De Inlanders dienen vrijwillig voor minstens 2 jaren. Na afloop van de verbintenis worden zij ingeschreven in de mobiele militie. Sterkte: 1 comp. karabiniers, 5 inlandsche bataljons, 2 comp. vestingartillerie, 3 batterijen bergartillerie, 1 inlandsch eskadron, 1 comp. genie, 1 vliegtuigafdeeling.
Lit.: Annuaire militaire (1934).
v. Munnekrede