Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Einhard (E g i n h a r d)

betekenis & definitie

geschiedschrijver, raadsman en vriend van Karel den Grooten; * 770 in het Maindal, ♱ 14 Maart 840 in het door hem gestichte klooster Seligenstadt aan den Rijn. Hoewel gehuwd, met Imma of Emma, zuster van bisschop Bernhard van Worms (?), door de legende verward met een zuster van Karel den Grooten, was hij leekenabt van vijf abdijen, o.a. van St.

Pieters te Gent. Leerling van Alcuinus, aan het hof, waar hij ca. 794 aankwam, heeft hij zich vooral beroemd gemaakt door zijn Vita Caroli Magni, anecdotische, panegyrische geschiedenis van Karel den Grooten in den aard van Suetonius.

Zijn Translatio S. Marcellini et Petri is van belang voor de kennis van zijn tijd, evenals zijn Brieven.

Op zijn naam staan ook Aimales quae dicuntur Einhardi. Verder was hij staatsman, in welke hoedanigheid hij handelde bij paus Leo III in 806; in de twisten tusschen Lodewijk den Vromen en zijn zoon trachtte hij den vrede te handhaven.

Eindelijk heeft hij zich naam gemaakt als keizerlijk bouwmeester.Uitg. der Vita door Holder-Egger in M. G. H. (SS. in usum scholarum 61927), vert. in het Duitsch door Abel (1920), in het Fransch door Halphen (1923); Translatio,

M. G. H. (SS. XV); Brieven; M. G. H. (Ep.).

Lit.: Buchner, E.’s Künstleru. Gelehrtenleben (1922).

<i>v. Mierlo</i>.

< >