is de sneeuw, die, in normale ligging op de aardoppervlakte, bij wisseling der jaargetijden niet wegsmelt. De benedengrens van de eeuwige sneeuw, d.i. de klimatische sneeuwgrens of -linie, wordt vooral door de zomerwarmte en de hoeveelheid neerslag bepaald.
Die sneeuwgrens ligt op het intertropicale hooggebergte tusschen 4500 en 6800 m hoogte; op de Pyreneeën (N. helling) bij 2800 m; op de Alpen tusschen 2400 m en 3260 m; op Spitsbergen bij 500 m.Lit.: V. Paschinger, Schneegrenze in verschiedenen Klimaten, in Petermanns Geogr. Mitteilungen, Erganzungsheft (1912). V. d. Broeck.