zij, die in het procesrecht der middeleeuwen onder eede verzekerden, dat degeen, die als partij voor het gerecht onder eede een verklaring had afgelegd, hun bekend was als behoorlijk en betrouwbaar mensch. De e. leggen derhalve niet een verklaring onder eede af omtrent iets, wat zij zelf hebben waargenomen.
In dit opzicht verschillen zij van den getuige in strikten zin. Het aantal dezer e. varieerde sterk en hing samen met het belang van het geschil.
De e. werden genomen uit de bloedverwanten, ook wel uit de leden van den stam of uit de buren. In de Frankische periode werd een speciaal onderzoek ingesteld naar de betrouwbaarheid der e., waarbij vermogen, goede faam enz. een bepalende rol speelden.
De e. legden aanvankelijk hun verklaring af te zamen, later afzonderlijk, waardoor men kennelijk de waarde hunner uitspraak meende te verhoogen. Hermesdorf.