Detectie - in de radiotechniek de gelijkrichtende werking van een kristal- of lampdetector, waardoor van de ontvangen hoogfrequente golven de negatieve helft onderdrukt wordt; de positieve helft wordt door de telefoon gevoerd en wekt daarin met behulp van een ➝ telefooncondensator geluidsgolven op. Er worden in radio-ontvangers twee schakelingen gebruikt, waarbij een drie- of meer-electrodenlamp als detector werkt.
Bij de eerste spreekt men van roostergelijkrichting, roosterkringdetectie of van detectie met lekken condensator. Hierbij worden door de ontvangen gemoduleerde hoogfrequente golven over den roosterkringafstemcondensator wisselspanningen opgewekt, die via een ➝ roostercondensator toegevoerd worden aan het rooster van de lamp; deze is zóó ingesteld, dat gedurende een positieve periodehelft de roosterstroomverandering grooter is dan gedurende de negatieve helft, waardoor de roostercondensator integreerend wordt opgeladen tot een negatieve spanning, die een met de golfamplitude evenredige anodestroomvermindering veroorzaakt, welke in de telefoon hoorbaar wordt. Om variaties van de amplitude te kunnen volgen moet de roostercondensator zich door een ➝ lekweerstand kunnen ontladen. Bij de tweede detectiemethode, plaatgelijkrichting of anodestroomdetectie genoemd, wordt de lamp met behulp van een negatieve roosterspanning zoodanig ingesteld, dat het werkingspunt in de (onderste) bocht van de karakteristiek gelegen is, waardoor de plaatstroomtoename gedurende de positieve periodehelft van de roosterwisselspanning grooter is dan de afname gedurende de negatieve helft, wat gelijkrichting beteekent. Bij de meer moderne binode, d.i. een versterkerlamp met ingebouwde diode(n), is de gelijkrichting gescheiden van de versterking, waardoor veel grootere spanningen onvervormd gelijkgericht kunnen worden. v. Gils.