Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

David

betekenis & definitie

David - jongste zoon van Isaï uit Bethlehem in den stam Juda, omtrent 1040 v. Chr. geboren. Na de verwerping van Saül werd hij door Samuel tot koning gezalfd.

Wegens zijn vaardigheid in het harpspel kwam hij aan het hof van Saül en won door de overwinning op Goliath de gunst van het volk. Daarom stond Saül hem naar het leven, maar Jonathas, de zoon van Saül, bleef zijn vriend en beschermde hem. Daarna zwierf D. rond, aan het hoofd van enkele honderden mannen, steeds door Saül achtervolgd. Tot tweemaal toe spaarde hij zijn vijand, terwijl hij hem had kunnen dooden. Na Saül’s dood werd hij koning te Hebron over den stam Juda (1012). Toen de zoon van Saül, Isboseth, door sluipmoordenaars gedood was, werd D. koning over geheel Israël (1005).

Hij veroverde Jerusalem op de Jebusieten, maakte het tot zijn hoofdstad en bracht de Ark daarheen over. Het bouwen van den tempel moest hij op Gods bevel aan zijn zoon overlaten. Hij voerde gelukkige oorlogen tegen de Filistijnen, Moabieten, Ammonieten, Syriërs en Edomieten, zoodat zijn rijk zich uitbreidde van Damascus tot aan de Roode Zee. Zijn zonde met Bethsabee werd zwaar gestraft: het eerste kind van Bethsabee stierf, zijn dochter Thamar werd door zijn zoon Amnon verkracht, Amnon door Absolom gedood; de Benjamiet Seba en zijn zoon Absolom verwekten gevaarlijke opstanden.

In de laatste jaren zijner regeering vallen de voorbereiding van den tempelbouw, de volkstelling en de pest, welke God tot straf over het land zond. Den staatsgreep van Adonias verijdelde hij door Salomon tot koning te laten uitroepen. Hij stierf in 972 en werd te Jerusalem begraven.

Keulers.

Voorstelling in de kunst. David, een forsche jonge man, als herder gekleed, draagt het hoofd van Goliath in zijn hand ofwel diens zwaard. De bekende goede Herder uit de Catacomben wordt ook wel voor den herder D. gehouden. Verder uit zijn leven: hij wordt door Samuel tot koning gezalfd (Raphael); vanuit het koninklijk paleis de badende Bethsabee bespiedend, welk tafereel in een ouden Bijbel (1498) dient om het ➝ psalterium van D. te typeeren; bezocht door den profeet Nathan; psalmen schrijvend; als koninklijk harpspeler dansend voor de ark des Verbonds.

Als psalmist wordt D. afgebeeld in koninklijk gewaad met een harp (in het kerkportaal van de St. Denis te Parijs wordt de harp gehouden door een centaur, waar D. met den voet op rust). Zie pl.

Heijer.

Davidische psalmen Hieronder worden die ➝ psalmen uit de H. Schrift verstaan, waarvan koning David de dichter is. In vroeger tijd heeft (ook bij sommige H.H. Vaders) de meening bestaan, dat alle psalmen van David afkomstig waren. Tegenwoordig echter wordt dit algemeen ontkend. Ook de Pauselijke Bijbelcommissie heeft bij decreet van 1 Mei 1910 verklaard, dat men dit niet behoeft te houden. Wel geeft zij verschillende redenen op (direct en indirect getuigenis der H. Schrift, opschriften der psalmen, getuigenis van H.H. Vaders en Kerkleeraren), waarom men niet mag ontkennen, dat althans het grootste deel der psalmen door David is samengesteld. Met name noemt de P.B.C. ps. 2, 15, 17, 31, 68 en 109, waarvan de H. Schrift zelf uitdrukkelijk David’s auteurschap bevestigt.

Het karakter van David’s psalmen is zeer verschillend: liederen van lof en dank wisselen af met smeek- en boetezangen. Verschillende ervan hebben direct of indirect betrekking op den te verwachten Messias.

C. Smits.