Dahomey - Fransche kolonie in West-Afrika, aan de golf van Guinee gelegen; ten W. begrensd door Togo, ten N. door Fransch Soedan en ten O. door Britsch Nigeria; opp. 107 000 km2, 980 000 inw., hoofdplaats Porto Novo. Van Z. naar N. onderscheidt men achtereenvolgens een lage lagunenkust, een jungle-landschap, dichte wouden, een steppenplateau, waar eenige rivieren hun oorsprong nemen, nl. de Oeëme, met de Ocpara en de Zoe, de Mono.
Het klimaat is tamelijk gezond in de plateaustreek, waar de „harmattan” waait. Zeer gemengde Negerbevolking.
De Dahomey-kolonie maakt deel uit van het generaal Gouvernement van Fransch West-Afrika; het bestuur wordt uitgeoefend door een luitenant-gouvemeur, bijgestaan door een algemeen secretaris en een bestuursraad, die te Porto Novo zetelt. De voornaamste plaatsen zijn, behalve de hoofdplaats: Kotonoe, Groot Popo, Oeidah, aan de kust gelegen; Parakoe, Djoegoe in het binnenland.
De belangrijkste voortbrengselen zijn: aardnoten, koffie, ignamen, maïs, palmolie, kokanoten; veeteelt in het Noorden en vischvangst in het Zuiden. De industrialiseering volgt langzaam de ontwikkeling der vervoermiddelen. Er bestaan drie spoorwegen in het kustgebied en eenige autowegen in het binnenland.
Vóór de komst der Europeanen heerschten in Dahomey de koningen van Abomey. Frankrijk sloot herhaaldelijk verdragen met de woeste koningen, doch het niet naleven ervan dwong Frankrijk met geweld het land te onderwerpen; in 1900 werd het koninkrijk bedwongen en bezet. V. Asbroeck