Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Crimineele statistiek

betekenis & definitie

Crimineele statistiek - wordt thans algemeen als hulpmiddel der criminologie erkend en toegepast. Zij dateert van het begin der 19e eeuw en werd toen vooral in Frankrijk beoefend, later ook veel in Duitschland.

In Nederland kreeg zij eerst beteekenis in de laatste jaren van de vorige eeuw. De c.s. tracht een zoo groot mogelijk aantal gegevens te verkrijgen van den meest uiteenloopenden aard (anthropologische, ethnographische, sociale, economische) en deze in onderling verband te waardeeren en te verwerken. De baanbrekers der crimineele statistiek waren: Quételêt, Guerry, von Mayr, von Oettingen.

Weehuizen.

De c.s. wordt dikwijls uitgespeeld tegen de moraliteit van de geloovigen om te bewijzen, dat de Katholieken eerder slechter dan beter zijn dan de rest van de bevolking, omdat zij percentsgewijze een grooter aantal misdadigers onder zich tellen. Hierbij vergelijkt men dan ofwel een Katholiek volk met een ander, ofwel het Katholieke deel van een volk met de rest. Men begint dan met te vergeten, dat de heiligheid, die een eigenschap van de Kerk is, niet uitsluit, dat zij een groot aantal zondaars herbergt, zooals Christus reeds aangaf in bijv. de parabel van het onkruid onder de tarwe.

De feiten van de c.s. laten zich niet wegredeneeren, vooral nu deze van staatswege op grond van officieele stukken wordt gepubliceerd; deze feiten moeten echter worden gewogen. Zij omvatten lang niet alles, wat bij de beoordeeling van de moraliteit meetelt, o.a. ontbreekt er a) het goede, wat er gedaan wordt, waarvoor geen rechtbanken en practisch geen belooning van staatswege is;

b) het kwaad, dat door den staat niet als zoodanig wordt beschouwd of waarvoor men geen straf kan bepalen, zooals echtscheiding, vele sexueele misdrijven, ergernis; bovendien alle zuiver innerlijke zonden als haat, afgunst, enz.;
c) het kwaad, dat de staat wel zou willen straffen, maar dat om welke reden ook niet bewezen kan worden;
d) het godsdienstige gehalte van de misdadigers, niet zoozeer de vraag of een Katholiek bijv. praktiseert, maar hoe hij godsdienstig is opgevoed, of hij goede gelegenheid heeft gehad door zijn godsdienst beïnvloed te worden, enz.;
e) het eventueele berouw, waarmee de straf wordt gedragen. Uit deze 5 punten blijkt al, dat de c.s. niet als graadmeter van de moraliteit aanvaard kan worden.

Wat door de c.s. wel vermeld wordt, moet ook worden geschift:

1° de misdadigers naar a) hun woonplaats; bijv. de meeste Ned. grensstreken zijn Katholiek, dus waarschijnlijk ook de meeste smokkelaars;
b) bestaansmiddelen; bijv. de Joden hebben een abnormaal hoog percentage handelaars onder hen, dus kans op een dito voor oplichting;
c) tijdsomstandigheden; bijv. België ondergaat nog den invloed van den oorlog, Nederland bleef neutraal;
d) welvaart; bijv. armoede zal diefstal en prostitutie in de hand werken;
e) beschaving; bijv. lagere beschaving zal meer ruwheidsdelicten, vechtpartijen, verzet tegen de politie, enz. geven, maar ingewikkelde misdrijven als bedrieglijk bankroet moeilijk maken; enz.
2° De misdrijven zelf zijn a) verschillend van zwaarte, wat door de strafmaat onvoldoende tot uiting komt;
b) worden soms in de kringen van den misdadiger niet als verkeerd beschouwd, bijv. ontduiking van de belasting, wat voor de persoonlijke moreele schuld, die bij de moraliteit van groot belang is, verschil kan maken;
c) hangen soms nauw samen, zonder dat de c.s. dit kan aantoonen, bijv. dronkenschap is zelf strafbaar, maar ook oorzaak van mishandelingen, enz.

De c.s. is dus een hoogst onbetrouwbare graadmeter voor de moraliteit; en het is beter dit naar voren te brengen dan over de cijfers te gaan debatteeren. Wel heeft zij waarde als een waarschuwing voor de zwakke punten van de Katholieken; en als zij voldoende in details afdaalt, bijv. onderzoekt, welke misdaden op het platteland en welke meer in de groote steden worden gepleegd, kan zij van groot nut zijn in de zielzorg door oorzaken van kwaad aan te wijzen.

Pauwels.

Lit.: mr. G. Feber, De Criminaliteit der Kath. in Ned. (1933; geeft laatste cijfers en verklaringen).