Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Coma

betekenis & definitie

Coma - Toestand van bewusteloosheid. Deze kan optreden bij nierziekten (coma uraemicum), wanneer de nierfunctie onvoldoende is.

De stoffen, die door de nieren in normale omstandigheden worden uitgescheiden in de urine, blijven nu in het bloed (niervergiftiging-uraemie). Bewusteloosheid met ademstoornis, eventueel ook krampen, treedt op meestal met doodelijken afloop. Soms gelukt het, o.a. door aderlating, den toestand gunstig te beïnvloeden.

Ook de suikerziekte kan tot coma voeren (coma diabeticum). Deze levensgevaarlijke complicatie is niet een direct gevolg van een teveel aan suiker in het bloed. Het treedt op door ophooping van zure stofwisselingsproducten (diaceetzuur, β-oxyboterzuur), die bij deze zieken niet, zooals bij den normalen mensch, verder kunnen worden gesplitst in ongevaarlijke stoffen.

In het insuline bezit men thans een middel om dezen toestand te bestrijden. Terwijl vóór de ontdekking dezer stof vrijwel iedere diabeteslijder, die in coma geraakte, stierf, gelukt het thans in een groot aantal gevallen het optreden van bewusteloosheid te voorkomen of zelfs bij reeds opgetreden bewusteloosheid de patiënten nog te redden. Den diabetischen patiënt ontbreekt een in het normale lichaam aanwezige, door de alvleeschklier gevormde stof, die noodig is om de koolhydraten uit het voedsel te kunnen benutten: het insuline. Wanneer men den patiënt naast deze stof een voldoende hoeveelheid koolhydraten toevoert, is het gevaar van het coma meestal af te wenden.

Te groote toevoer van insuline kan ook gevaar opleveren. Daarbij daalt de hoeveelheid in het bloed aanwezige suiker tot te laag niveau en treden verschillende verschijnselen, ten slotte bewusteloosheid op (coma hypoglycaemicum; glucose is de bloedsuiker). Toevoer van suiker kan de verschijnselen bestrijden.

Als andere vormen van coma kent men o.a. de bewusteloosheid, die optreedt bij beroerte (coma apoplecticum). v. Balen