Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Cocaïne

betekenis & definitie

Cocaïne - is een alkaloïde, dat voorkomt in cocabladeren (→ Cocaïneboom), ca. l1/2%.

C. is een kleurlooze, kristallijne, bittere verbinding. Formule: C17H21N04. Smeltpunt: 96° C; moeilijk oplosbaar in water, goed oplosbaar in alcohol en aether. De bereiding van c. geschiedt gedeeltelijk in het land van oorsprong (Z. Amerika, Ned. Indië).

Het gepoederde cocablad wordt behandeld met een verdunde soda-oplossing en petroleum, waarin de alkaloïden oplossen. Uit deze oplossing wordt met zoutzuur het zoutzure zout afgescheiden. De verwerking van deze ruwe c. geschiedt in Europeesche fabrieken volgens geheimgehouden methoden. Wereldopbrengst in 1932: 3.973 kg. De moreele inzinking na den Wereldoorlog deed vooral in de groote steden het cocaïne-misbruik weer toenemen, niettegenstaande de pogingen van den Volkenbond en de diverse regeeringsmaatregelen om den handel en de bereiding aan banden te leggen en den smokkelhandel tegen te gaan (→ Opiumwet; → Opiumconventie).

L i t.: Winterstein — Trier, Die Alkaloïde (21931); Offerhaus en Baert, Anaesthetica, speciaal cocaïne en novocaïne, mede in verband met den smokkelhandel (Pharm. Weekbl. 70, 506, 1933). Bosch. In de geneesk. wordt vnl. het zoutzure zout gebruikt: kleur- en reuklooze, zwak bittersmakende kristallen, die in water oplosbaar zijn en op de tong een gevoel van verdooving teweeg brengen. Dit laatste wordt veroorzaakt door een verlamming van de sensibele zenuwen, om welke werking c. als oppervlakteanaestheticum gebruikt wordt. De individueele gevoeligheid voor c. is zeer verschillend: kleine hoeveelheden kunnen, ook bij uitwendig gebruik, reeds duizeligheid, bleekheid, bewusteloosheid of psychische exaltatie teweegbrengen, ernstige vergiftigingen kenmerken zich door krampen, cyanose en dood door ademstilstand. De mate van vergiftiging hangt meer af van de concentratie dan van de absolute hoeveelheid. Voor dieptewerking is c. bijna geheel door →novocaïne verdrongen.

L i t.: Comm. Ned. Pharm. Ed. V al. III; Van Gilse, Laqueur, Steenhauer en Wolf.

De c. en hare vervangmiddelen als oppervlakteanaesthetica, Monogr. Rijks Inst. v. Pharmacotherap. Onderzoek (1929). Hillen.

Chronisch gebruik van de bladeren der cocaplant of veelvuldige aanwending van cocaïne-injecties kan tot →cocaïnisme leiden, een ziektebeeld, dat op morphinisme gelijkende, door de verwijding der pupillen daarvan verschilt, maar dat overigens even hardnekkig en slechts door absolute onthouding te genezen is. Droog.