Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Charpentier

betekenis & definitie

Charpentier - 1° Alexandre, Fransch beeldhouwer, medailleur en sierkunstenaar; * 1856, ♱ 1909 te Parijs. Hij was de zoon van een arbeider en slaagde eerst in 1875 er in bij een waren leermeester, Ponscarme, als medailleur een degelijke opleiding te vinden; met een bronsreliëfJonge Moeder met Kind” vestigde hij in 1883 voor goed de aandacht op zich en won de vriendschap van Rodin. In 1895 legde hij zich eveneens toe op de ceramiek en de meubelkunst. Deze laatste was overdadig met beeldhouwwerk versierd en genoot daardoor niet lang de gunst van het publiek. Van 1912 af beoefende C. uitsluitend de medailleurkunst en bijna alle Fransche beroemdheden heeft hij vereeuwigd op zijn medailles, die in alle kabinetten van Europa te vinden zijn.

Lit.: E. Maise, Les méd. franç. (1897); Art et décoration (I 1897).

2° Gustave, Fransch componist; *25 Juni 1860 te Dieuze (Lotharingen). C. is een der eerste naturalisten in de muziek, vooral door zijn „roman musical” Louise (1900), een der belangrijkste werken van den nieuweren operastijl. Verder is C. bekend geworden door de orkestsuite Impression d 'Italië en het vierdeelige symphonie-drama op eigen tekst: La vie du poète (1892), voor soli, koor en orkest.
3° Marc Antoine, Fr. componist; * 1643 te Parijs, ♱ 1704 aldaar. C. was een leerling van Carissimi te Rome, ca. 1684 kapelmeester aan het Jezuïetencollege, laatst aan de Ste. Chapelle te Parijs. Wellicht was C. een gevaarlijke mededinger van Lully geworden, indien deze hem meer de gelegenheid had gelaten aan het woord te komen. Nu ligt het zwaartepunt in de kerkelijke werken.

Werken: o.a. 2 opera’s, missen, psalmen met orkest, Te Deums. Het best is zijn oratorium: Le reniement de St. Pierre.

Lit.: M. Brenet, Les musiciens de la Sainte Chapelle (1910).

4° Toussaint, mijnbouwkundige en entomoloog; * 22 November 1779 te Freiberg, ♱ 4 Maart 1847 te Brieg. Naast zijn werkzaamheden in het mijnwezen hield hij zich vooral bezig met de entomologie.

Werken: Horae entomologicae (Breslau 1825); Libellulinae europaeae (Leipzig 1840); Orthoptera (10 dln. Leipzig 1841—’43); een nieuwe uitgave van Espers werken; Die europäischen Schmetterlinge (6 dln. Erlangen 1829—’39); Die ausländischen Schmetterlinge (16 dln. Erlangen 1830).

< >