Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Cement

betekenis & definitie

Cement - 1° (Ossea substantia) het beenweefsel, dat bij mensch en zoogdieren als een dunne overtrek den tandwortel omgeeft en de holten tusschen de ➝ emaillelijsten opvult.

2° In de techniek verstaat men onder cement een bindmiddel voor ➝ mortels, bestaande uit een mengsel van kiezelzure aluinaarde, ijzeroxyde en kalk, dat door de inwerking van water verhardt. Men onderscheidt natuurlijke en kunstmatige cementen, de laatste, over het algemeen, als portlandcement (P.C.) aangeduid.

De natuurcementen worden verkregen door het branden en fijnmalen van mergelsoorten; ook behooren hiertoe het Puzzolaan (uit Italië), de Santorinaarde (uit Griekenland) en andere vulkanische steensoorten, welke plotseling afgekoeld zijn en dezelfde eigenschap als het c. bezitten om zich, bij vermenging met gebluschte kalk en water, te verharden.

Het kunstmatige cement is van een zuiverder samenstelling dan het natuurcement en zelfs kan men, door een nauwkeurige verhouding der bestanddeelen en een zeer zorgvuldige bereidingswijze (branden met gasvlamkolen), een product verkrijgen, dat aan zeer hooge eischen voldoet en daarom edelcement of snelverhardende cement genoemd wordt.

Portlandcement is een fijngemalen, tot sinterens toe gebrand innig mengsel van kalk- en leemhoudende bestanddeelen: kalk (CaO), kiezelzuur (SiO2), ijzeroxyde (Fe2O3), aluminiumoxyde (Al2O3) en magnesia (MgO), waarbij de verhouding ongeveer 70 a 75% kalk en 30 a 25% klei is. Volgens de nieuwste normen mag P. C. niet minder dan 1,7 gewichtsdeelen CaO op 1 dl SiO2 + Al2O3 + Fe2O3 bevatten, terwijl in het gedurende 10 min bij 100° C gedroogde c. het gehalte aan niet in zoutzuur oplosbare (inactieve) bestanddeelen hoogstens 3%, dat aan MgO niet meer dan 5% en aan SO3 (zwavelzuuranhydride) ten hoogste 2,5% mag bedragen.

Het portlandcement wordt gekeurd op:

1° soortelijk gewicht; een hoog s.g. wijst op smelten in den oven, een te laag s.g. (onder 3,1) op onvoldoend branden.
2° Fijnte van korrel; op een zeef van 900 mazen per cm2 mag niet meer dan 2% en daarna op een zeef van 4900 mazen per cm2 hoogstens 20% (in gewichtsdeelen) achterblijven.
3° Tijd van binding; normaal bindend c. begint na 1 uur, langzaam bindend c. na 2 uur te verharden; de bindtijd moet minstens 2 uur bedragen. Deze verschillende tijdstippen (begin en einde der binding) worden met de naaldproef bepaald (➝ Bindtijd).
4° Volumebestendigheid; deze wordt bepaald door een cementkoek op een glazen plaat gedurende 24 uur aan de lucht te laten verharden en vervolgens 1 maand onder water te bewaren, waarna geen scheuren of andere op „werken” wijzende verschijnselen mogen optreden. Soms wordt hiertoe ook de zgn. kookproef toegepast, waarbij de cementkoek, na 5 a 6 uur in kokend water te zijn geweest, geen werken mag vertoonen.
5° Vastheid, en wel: trekvastheid en drukvastheid. Daartoe wordt een mortel gemaakt van 1 deel c. en 3 deelen zand en hiervan volgens bepaalde voorschriften met betrekking tot vorm en afmetingen (voor de trekproef een 8-vorm, voor de drukproef een kubus) en het aanstampen van de mortel in de vormen, een aantal proefstukken gemaakt, welke achtereenvolgens 1 etmaal in de lucht en hetzij 26 of 27 etmalen onder water worden bewaard. De trekvastheid moet dan volgens de Gewapend Beton Voorschriften (G.B.V.) 1930, na bijv. 27 dagen onder water te zijn geweest, minstens 26 en de drukvastheid minstens 300 kg per cm2 zijn. Als trekvastheid geldt hierbij het gemiddelde der hoogste 6 cijfers uit 10 proeven, als drukvastheid het gemiddelde der hoogste drie cijfers van 5 proeven. Voor zgn. edelcement gelden nog hooger cijfers; hierbij neemt, in tegenstelling met de gewone c., na 28 dagen de vastheid sneller toe.

Behalve de hierboven genoemde cementsoorten komen nog voor; aluminium-, ijzerportland- en hoogovencement. Volgens de G.B.V. 1930 is aluminiumcement een hydraulisch bindmiddel door fijnmalen van een product, verkregen door samensmelting van kalk(CaO-)houdende stoffen en stoffen met hoog aluinaarde(Al2O3-)gehalte.

IJzerportlandcement is een hydraulisch bindmiddel, dat voor ten minste 70 gewichtspercenten uit portlandcement en overigens uit gegranuleerde basische hoogovenslak bestaat. Hoogovenslak en portlandcement worden te zamen al dan niet met een den bindtijd regelenden toeslag fijngemalen en innig gemengd. De vervaardiging moet geschieden onder voortdurende chemische controle. De voor de bereiding van ijzerportlandcement te bezigen slak mag uitsluitend zijn slak, verkregen bij de bereiding van ruwijzer in hoogovens, van de volgende samenstelling:

CaO + MgO ーーーー> 1 SiO2 + Al2O3 Het portlandcement moet aan de daarvoor vastgestelde normalen voldoen (N 481).

Hoogovencement is een hydraulisch bindmiddel, dat, bij een gehalte van 15-69 gewichtspercenten portlandcement, overigens uit gegranuleerde basische hoogovenslak bestaat. Hoogovenslak en portlandcement worden te zamen al dan niet met een den bindtijd regelenden toeslag fijngemalen en innig vermengd. De vervaardiging moet geschieden onder voortdurende chemische controle. De voor de bereiding van hoogovencement te bezigen slak mag uitsluitend zijn slak, verkregen bij de bereiding van ruwijzer in hoogovens, van de volgende samenstelling:

CaO + MgO + ⅓ Al2O3 ーーーーーーーーー> SiO2 + ⅔ Al2O3 De slak mag ten hoogste 5% MnO bevatten.

Het portlandcement moet aan de daarvoor vastgestelde normen voldoen (N 481).

De aan deze cementsoorten in de waterbouwkunde te stellen eischen komen nagenoeg overeen met die voor portlandcement. ➝ Cementbepleistering.

P. Bongaerts.

3° In de geologie noemt men c. het bindmiddel, waarmee gesteenten in de natuur aaneengekit worden. Al naar het voornaamste bestandmiddel onderscheidt men: kalk-, kiezel-, dolomiet- en limonietcement.