Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Brandstoffen

betekenis & definitie

Brandstoffen - noemt men die stoffen, welke in staat zijn warmte voort te brengen, wanneer zij eenmaal op voldoende hooge temperatuur gebracht zijn, en dan verder zich met de luchtzuurstof verbinden tot koolzuur en water onder vuurverschijnselen, het zgn. „verbranden”. Men heeft vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen; bij deze drie groepen kan men nog onderscheid maken in natuurlijke en kunstmatige.

1° Vaste brandstoffen. Hiertoe behooren allereerst turf, bruinkool, steenkool en anthraciet. Zij vormen de groep der kaustobiolithen, uit levende organismen ontstane brandbare gesteenten, de zgn. fossiele brandstof. Deze groep wordt onderverdeeld in:
a) liptobiolithen, van wasenharsachtigen oorsprong, bijv. de Boschjesmankaarsen en, van meer bekendheid, het barnsteen.
b) Sapropelithen of rottingsgesteenten. Deze zijn ontstaan door ophooping van organisch rottingsslik en anorganische stoffen in plassen met stilstaand water, waar in de onderste waterlagen nagenoeg geen zuurstof van beteekenis voorkomt. Daar ontstaat het sapropelium. De waterorganismen bezitten een hooger vet- en eiwitgehalte dan de landorganismen en het is duidelijk, dat bij de verrotting van dit materiaal andere omzettingsproducten gevormd worden. De beroemde Cannelkool en Bogheadkool behooren tot deze groep.
c) Humusgesteenten. Hiertoe behooren vnl. de steenkolen, ontstaan door ➝ inkoling van planten- en boomresten, dus hoofdzakelijk van koolhydraten. Eerst wordt humus gevormd, in de venen gaat de humusvorming gestadig door en aldus ontstaat turf. In een verder stadium ontwijken koolzuur, water en methaan, echter meer waterstof en zuurstof dan koolstof, waardoor een product ontstaat, dat steeds rijker wordt aan koolstof. Aldus ontstaat bruinkool, dan steenkool, vervolgens anthraciet en als eindproduct grafiet, zuivere koolstof. De verandering in samenstelling is duidelijk in onderstaande tabel.

koolstof waterstof zuurstof Hout 50 Turf > 65 6 >39 > 60 >34 Bruinkool S 66 >70 5 >29 >25 >80 > 90 >4 > 6 Anthraciet >94 >96 3 Grafiet 100 Vervolgens behoort tot de groep der vaste brandstoffen: het hout. Dit speelt als brandstof een zeer ondergeschikte rol.

Van de kunstmatige vaste brandstoffen neemt de cokes een eerste plaats in door zijn toepassing in vuren met hooge temperaturen. Vervolgens briketten en houtskool.

2° Vloeibare brandstoffen. Tot de natuurlijke behoort de ruwe aardolie. De destillatie-producten van de aardolie, zooals benzine, petroleum, gasoline en gasolie, doen dienst als brandstof voor motoren. Soms als résidu na petroleumdestillatie als stookolie voor ruwoliemotoren en voor stoomketels, die door bepaalde inrichtingen de olie verstuiven en dan verbranden.

De teer als product der gasfabricage geeft benzol en teerolie, waarvan alleen de benzol als motoren-brandstof dienst doet. Ten slotte nog spiritus, een alcohol met 20 a 30% water met denaturatiemiddel gemengd om het inwendig gebruik tegen te gaan. De spiritus doet dienst in kleine verwarmingsapparaten en soms als motorbrandstof.

3° Gasvormige brandstoffen. In de natuur komt voor het brongas of aardgas. Het bestaat uit methaan en koolzuur en heeft een hoogere verbrandingswaarde, al naargelang het percentage methaan. Het dankt zijn ontstaan door ➝ inkoling. Ook in Nederland komt dit gas op meerdere plaatsen voor.

Als kunstmatige brandstof in gasvorm rekent men het steenkoolgas, watergas, generatorgas, hoogovengas, oliegas, blauwgas, persgas (➝ Gas).

de Wilde.

Voor de calorische waarde van diverse brandstoffen, ➝ Calorische waarde.

Voor brandstoffen voor locomotieven, ➝ Tractie.