Boedelschuld - (Ned. Recht), schuld, hetzij door faillissementscurator als zoodanig aangegaan, hetzij door wetsbepaling tot schuld van den curator in zijn hoedanigheid gestempeld, nl. die genoemd in de art. 26, 27, 28, 34, 37, 39 (huur), 40 (loon) F.W.; b. kan na dagvaarding van curator op den boedel, buiten faillissementsuitkeering, worden verhaald; zelfs is de faillietverklaring van curator als zoodanig, voor vergoedingsaanspraak jegens dezen, verzocht, echter vergeefs (H.R. 20 April 1923 N.J. 1923 bl. 833 W. 11085); b. hebben voorrang boven die van den gefailleerde, tot welker verhaal het faillissement strekt; onder de b. zijn bevoorrecht die, welke betreffen kosten van uitwinning en boedelredding, zooals advertentie- en schattingskosten (art. 1195, 1° B.W.); deze zijn ook faillissementskosten, en worden alzoo over ieder deel van den boedel omgeslagen.
L i t.: Molengraaff, Faill. wet (blz. 555); Polak (4e dr.. blz. 703 vlg.); Ribbius Rechtsgel. Mag. (1909, 462 vlg.).
Petit.