Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Boedelscheiding

betekenis & definitie

Boedelscheiding - (Ned. Recht) is in het algemeen de verdeeling van zaken die in onverdeeldheid aan meerderen gezamenlijk toekomen, zooals bij huwelijksgemeenschap, maatschap en nalatenschap. In het erfrecht is b. de verdeeling van een nalatenschap, die door meerdere erfgenamen gezamenlijk wordt verkregen.

Daar allen alles gezamenlijk bezitten, heeft niemand alleen recht op een bepaald bestanddeel. De b. brengt hier uitkomst (zie art. 1112 vlg. B.W.).

B. kan ten allen tijde door ieder erfgenaam gevorderd worden, omdat niemand genoodzaakt is in een onverdeelde boedel te blijven. Wel kunnen de erfgenamen overeenkomen om de b. gedurende een bepaalden tijd niet te vorderen, doch een dergelijke overeenkomst is slechts voor vijf jaar verbindend, maar kan telkens voor gelijken termijn vernieuwd worden. Indien alle erfgenamen het vrije beheer over hunne goederen hebben en tegenwoordig zijn, kan de b. plaats hebben op zoodanige wijze als zij zelf goedvinden. Zijn er echter onder de erfgenamen, die niet dit vrije beheer hebben, zooals minderjarigen, onder curateele gestelden, in staat van faillissement verkeerenden, dan moet de scheiding aan bepaalde formaliteiten voldoen, o.a. notarieel verleden worden, en in tegenwoordigheid en onder goedkeuring van den kantonrechter. Dunselman.

In België wordt b. verdeeling genoemd.

Belg. Recht. De erfgenamen kunnen niet genoodzaakt zijn in onverdeeldheid te blijven (art. 815); zij kunnen zich echter, maar slechts voor een termijn, die de vijf jaren niet mag te boven gaan, verbinden om de verdeeling niet aan te vragen. Dat pactum van onverdeeldheid kan vóór het verstrijken van dezen termijn een of meermalen vernieuwd worden.

De verdeeling kan in der minne geschieden, wanneer al de erfgenamen meerderjarig, bekwaam en aanwezig zijn. De vertegenwoordigers van minderjarigen en geïnterdiceerden kunnen echter ook in der minne verdeelen, maar zij kunnen dit slechts doen met inachtneming van zekere pleegvormen, vastgesteld door de wet van 12 Juni 1816. De verdeeling zal dan ten overstaan van den vrederechter en in tegenwoordigheid van den voogd en den toezienden voogd moeten plaats hebben.

Indien partijen niet akkoord gaan om in der minne te verdeelen, dan moet de verdeeling gerechtelijk geschieden, d.w.z. met de waarborgen, waarmede de wet de verdeeling omringd heeft.

De verdeeling heeft aanwijzende kracht, zoodat elk van de erfgenamen geacht is zijn kavel onmiddellijk voor het geheel van den de cuius ontvangen te hebben op het oogenblik van diens overlijden (art. 883).

Benadeeling van meer dan een vierde laat toe de rescissie van de verdeeling te vorderen. Kluyskens.