Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Blasius

betekenis & definitie

Blasius - 1° Gerard, geneeskundige, * begin 16e eeuw bij Brugge, ♱ kort na 1682; studeerde in Leiden en Kopenhagen. Werd in 1660 professor en directeur aan het ziekenhuis te Amsterdam; gaf veel anatomische werken uit, ook van zich zelf.

J o a n Leonardsz., zoon van den opperbouwmeester-generaal van Christiaan IV, koning van Denemarken. * 13 April 1639, ♱ Dec. 1672. De Amsterdamsche hoogleeraar Gerard B. was zijn oudere broer. J. B. schijnt te Leiden en te Amsterdam rechten en medicijnen te hebben gestudeerd. In 1660 promoveerde hij op „De lege Julia de Adulteriis”.

Hij maakte naam als advocaat, dichter en tooneelschrijver, ofschoon Vondel hem niet hoog aansloeg. Hij heeft een zuiverder versbouw en kiescher woordenkeus dan vele zijner letterkundige vrienden. Als regent van den schouwburg was hij een der voornaamste tegenstanders van „Nil volentibus arduum”.

Werken: De edelmoedige vijanden (vert. tragicomedie); Lysander en Kaliste; Geslachtsboom der Goden en Godinnen, waar achter zijn mengeldichten; Fidamants kusjes; Een bundel stichtelijke gedichten; Twee bundels Prozavertalingen. — L i t.: Te Winkel. Bladzijden uit de Gesch. der Ned. Lett.; J. A. Worp, Gesch. van het drama en het tooneel. Piet Visser.