Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Bankgebouw

betekenis & definitie

Bankgebouw - Groote verschillen bestaan bij de inrichting van deze gebouwen naar gelang den aard en den omvang van de geldzaken, welke daarin plaats vinden. In het algemeen kan men de volgende hoofdgroepen van ruimten onderscheiden:

1° lokalen ten dienste van de directie, als directeurenkamers, spreek- en wachtkamers, vergaderzaal;
2° de bureau’s met nevenruimten voor het personeel,waarin de correspondentie, registratie, boekhouding en de verrekening met andere zakenhuizen plaats vindt; 3° de hal voor het publiek, met nevenruimten als spreek- en wachtkamers;
4° de saferuimte, dikwijls in den kelder en omgeven door een gang, waaraan knipkamertjes liggen; de safe is gesloten door een zware deur en een zwaar inspectieluik, dikwerf nog met zware ijzeren hekwerken; in de safe zijn de safeloketten opgesteld;
5° de bergruimte voor fietsen, plaats voor het archief, garderobes, berging;
6° de ruimten voor centrale verwarming, transformator, pompruimten en machinekamers.

Afhankelijk van den aard van het bedrijf krijgen deze ruimten mindere of meerdere uitbreiding. In het algemeen geldt, dat gestreefd moet worden naar gescheiden ingangen en trappen voor beambten en voor het publiek. De cassa’s worden door een afscheiding van het publiek afgesloten en met loketten voorzien. De ruimte voor het publiek wordt flink ruim genomen, gemakkelijk te bedienen; zoo noodig het aantal loketten vermeerderd, zoodat aan elk loket een speciale dienst gedaan kan worden, bijv. geldafgifte, coupons verzilveren. Goed licht is gewenscht; in de hal voor het publiek bij voorkeur bovenlicht. Bij de groote b. wordt gelet op een efficiënt bedrijf en zijn er uitgebreide installaties voor het bereiken van gelijkmatige temperatuur, goede ventilatie, goede verlichting, afkoeling van de ruimten in den zomer, en centr. verwarming en mach. toevoer van versche lucht in den winter.

Dit brengt mede een uitgebreid kanalennet en tal van motoren en pompen. Gelet moet worden op een uitnemende isolatie, ook voor het geluid van buiten en alarminrichtingen, welke gemakkelijk te bedienen zijn. De architectuur is gewoonlijk imposant; de materialen van prima kwaliteit. Van buiten veel natuursteen, van binnen vloeren van rubber of linoleum, de wanden met marmer bekleed of kostbare houtsoorten. De hoofdverdieping ligt hooger dan de straat; de ramen aan de straatzijden worden met zware hekwerken afgesloten.

Lit.: De Amsterdamsche Bank, in Bouwkundig Weekblad architectura (1932, nr. 48); Handbuch der Architectur (IV, 2e halfdeel, nr. 2). Thunnissen.