Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Automaat

betekenis & definitie

Automaat - ( Gr. automatos = zich zelf bewegend), elk toestel, dat zonder directe inwerking van krachten van buiten gedurende zekeren tijd in beweging kan blijven. Veelal wordt met a. een mechanische inrichting bedoeld, in gebruik voor den verkoop van kleine voorwerpen (spoorkaartjes, sigaren, e.d.). Het voornaamste onderdeel van elken a., die dient voor den verkoop van artikelen, is de muntcontroleur, die verhindert, dat ondeugdelijk geld den a. op normale wijze doet werken.

De controleur toetst het ingeworpen geldstuk op gewicht, diameter, dikte, karteling, het al of niet voorzien zijn van een gat, terwijl een magneetje zorgt, dat met ijzer vervalschte munten onschadelijk worden gemaakt. Men onderscheidt vnl. vier soorten a.

1° Stapelautomaat. Het artikel ligt op elkaar gestapeld; de munt blijft half in een gleuf steken en neemt, wanneer buiten aan den knop wordt getrokken, het onderste doosje, plakje, enz. mede, waarna de munt in een verzamelbak valt.
2° Loketautomaat. Het artikel ligt in een loket met deurtje; de munt doet als sub 1° en bij het trekken aan den knop wordt de vergrendeling ontsloten en kan het deurtje geopend worden.
3°Ronde automaat. Op meerdere draaiende schijven boven elkaar, die elk in vakken verdeeld zijn, liggen de artikelen; op elke schijf kan een verschillend artikel liggen. De werking is als sub 2°, terwijl bij elk trekken aan den knop de schijf een vak verspringt. Het voordeel t.o. van 2° is, dat minder dikwijls gevuld behoeft te worden.
4° Volautomaat. Deze wordt door het inwerpen van een muntstuk inwendig mechanisch door een veer of electrisch in beweging gebracht. De kooper doet verder niets dan het artikel wegnemen. Het voordeel is, dat het publiek niets aan den a. kan vernielen. zie Automaten verkoop. Zie fig. Beukers.

< >