Anzengruber - Lu d wig, Duitsch-Oostenrijksch schrijver van technisch-sterke, sociaal-gerichte tooneelstukken en romans, waarvan echter de dikaangestreken, anti-Roomsche strekking zeer onrechtvaardig is. Tooneelspeler, politiebeambte, later journalist. * 29 Nov. 1839 te Weenen, ♱ 10 Dec. 1889 aldaar. De stijlgedaante van A., soms tot naturalisme verscherpt, is veelal die van een tactvolle en toch getrouwe, niet zelden met humor verzachte werkelijkheidsschildering in een sterk-gestiliseerd dialect.
A.’s werk bedraagt niet minder dan twintig tooneelspelen, twee landelijke romans en vele deelen dorpsverhalen. Zoowel in zijn tooneelarbeid, die vaak met oppervlakkig-volksche spektakelmiddelen werkt, als in zijn epiek, waarvan de procédé’s eenvoudiger zijn, is A. een meesterlijk uitbeelder van volkstypen en boeren: met verzorgde milieu-teekening weet hij immers een grondige ontleding van zieleleven te verbinden.
Zijn meesterstukken zijn de spelen Der Meineidbauer (1872); Der Die Kreuzelschreiber (1872); Der G’wissenswurm (1874); Der Doppelselbstmord (1875); Das vierte Gebot (1877); Das Jungferngift (1878) en de roman Der Sternsteinhof (1885). — U i t g.: O. Rommel (15 dln. 1918 vlg.); E. Castle (7 dln. Leipzig Hesse ; A. Bettelheim (14 dln. Berlijn 1929). — L i t.: A. Bettelheim (1919); A. Kleinberg (Stuttgart 1921); Ermisch, A. und der Naturalismus (Minneapolis 1927); Fr. Weber, A.’s Naturalismus (Berlijn 1929). Baur.