Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

TUCHT, kerkelijke

betekenis & definitie

betreft het geheel van voorschriften die het Kerkelijke strafrecht uitmaken. Dat de Kerk het recht bezit om straffen op te leggen, vindt zijn grond in de H.

Schrift (Matth. 18 : 15-18; i Kor. 4 : 19-21; 5 : 2-5, 9-11 enz.), en wordt bevestigd in het Kerkelijk Wetboek (canon 2214, § 1). De kerkelijke straf bestaat in de beroving van een goed, door de wettige overheid opgelegd tot verbetering van de delinquent en tot bestraffing van het misdrijf (canon 2215).

Drie soorten worden onderscheiden: de censuren, de vindicatieve of vergeldingsstraffen, en de waarborgstraffen en boeten. De censuren, strekkend voornamelijk tot verbetering van de delinquent, zijn de excommunicatie of uitsluiting uit de gemeenschap der gelovigen met beroving van vele geestelijke goederen; het interdict is de beroving van sommige geestelijke goederen; de suspensie (alleen op geestelijken van toepassing) is de beroving van het recht op ambtsuitoefening of van het genot van de beneficievruchten of ook van beide tegelijk.De vindicatieve straffen hebben de uitboeting van het gepleegde misdrijf tot rechtstreeks doel. Op alle gelovigen zijn, overeenkomstig de zwaarte van het misdrijf, de volgende van toepassing:

1.het plaatselijk interdict en het interdict op een communiteit of college;
2. het interdict ,,ab ingressu ecclesiae”;
3. de verplaatsing of opheffing, bij wijze van straf, van de bisschops- of pastoorszetel;
4. de infamia iuris of het ereverlies in rechte;
5. de weigering van de kerkelijke begrafenis;
6. de weigering van de sacramenten;
7. de beroving of tijdelijke opschorting van een pensioen of ander kerkelijk recht of voorrecht;
8. het verbod om kerkelijk wettelijke handelingen te stellen;
9. de onbekwaamheid tot het verkrijgen van kerkelijke gunsten of ambten of van kerkelijk erkende academische graden;
10. de beroving van reeds verworven gunsten of ambten;
11.de geldboeten. Op geestelijken zijn bovendien nog bijzondere vergeldingsstraffen van toepassing. Als waarborgstraffen gelden de vermaning, de berisping, het bevel en de ondertoezichtstelling; als boeten het verrichten van bepaalde gebeden, een bedevaart of een vasten, de aalmoezen en de geestelijke oefeningen in een of ander klooster.

Het recht om strafwetten uit te vaardigen komt iedere kerkelijke wetgever toe binnen de sfeer van zijn bevoegdheid: aldus de paus en het algemene concilie voor geheel de Kerk, de bisschop voor zijn diocees enz. De straffen worden opgelopen ofwel alleen al door het feit van het plegen van het misdrijf (poenae latae sententiae) ofwel als gevolg van een uitspraak door de rechter of overste (poenae ferendae sententiae). Soms bepaalt de wet nauwkeurig de straf, soms wordt de concrete bepaling ervan de rechter overgelaten. De straf a iure is in de wet nauwkeurig vastgesteld; de straf ab homine wordt, ook wanneer ze in de wet wordt bepaald, door rechterlijk vonnis of bevel van de overste uitgesproken. In principe mag alleen straf worden opgelegd in de gevallen bij de wet voorzien. Nochtans kan de wettige overste, ook wanneer de wet geen strafsanctie voorziet, toch de overtreding ervan, ook zonder voorafgaande strafbedreiging, naar billijkheid straffen, wanneer dit wegens de gegeven ergernis of wegens de bijzondere ernst van de overtreding nodig blijkt.

Aan de kerkelijke strafwetten zijn in principe alle geldig gedoopte personen onderworpen in zover zij aan een misdrijf schuldig zijn. Over het algemeen kent het kerkelijk recht de algemeen aanvaarde redenen die de toerekenbaarheid wegnemen of verminderen (onschuldige onwetendheid, noodzaak, zware vrees, zelfverdediging, toeval enz.). Vindicatieve straffen vallen weg door uitboeting van de straf of door dispensatie; censuren worden weggenomen door absolutie. Bevoegd tot opheffing van de straffen zijn zij die ze hebben vastgesteld: de overste, opvolger en iedere door hem gedelegeerde. De opheffing van censuren door absolutie kan ofwel eenvoudig niet gereserveerd zijn, zodat iedere priester er van kan absolveren, ofwel aan de bisschop of de paus voorbehouden zijn. Zo is de excommunicatie tegen al degenen die aan vruchtafdrijving deelnemen aan de bisschop voorbehouden.

Zo zijn andere misdrijven, als bijv. de geweldpleging tegenover een kardinaal, een pauselijke gezant of bisschop, de paus voorbehouden. In gevallen echter van hoogdringendheid, voornamelijk in geval van stervensgevaar van de gecensureerde, heeft iedere priester, zonder bijzondere volmacht, de bevoegdheid om van alle censuren te absolveren. Op grond van het algemene recht of ook van bijzondere volmachten kunnen de bisschoppen bepaalde, ipso facto opgelopen, straffen opheffen.

w. o.