wordt in de omgangstaal gebruikt voor: nuchtere werkelijkheidszin; in de aesthetica voor: tendentie die het wezen van de kunst ziet in de weergave van de feitelijke werkelijkheid (tegenover idealisme), bijzonder in de weergave van het instinctieve in het menselijk gedrag (naturalisme); in kenleer en metaphysiek een leer die een onafhankelijk van de kennis bestaand object voorwaarde beschouwt voor het menselijk kennen.
Het oudere woordgebruik had speciaal betrekking op de inhoud van de (algemene )begrippen. Realisme werd genoemd de leer van Plato, die aan de algemene begrippen een slechts intellectueel toegankelijke Ideeën-wereld tot voorwerp gaf. In de Middeleeuwen was het de leer, volgens welke de inhoud van de „universalia” gevormd wordt door wezenheden die een eigen bestaan hebben in de individuen. Tegenover dit extreem realisme staat het gematigd realisme o.a. van Thomas van Aquino, volgens welke de vorm van de algemeenheid een product is van het abstraherende denken maar de inhoud eenzelfde wezenheid weergeeft, die in de individuen met de individuerende trekken is vereenzelvigd.
Naar het nieuwere woordgebruik betekent realisme vooral een leer die een onafhankelijk van de menselijke kennis bestaande „buitenwereld” aanneemt. Omdat Descartes meende dat wij direct eigenlijk slechts onze eigen aandoeningen kennen, is de kennis van de buitenwereld voor hem slechts een door een beroep op Gods Waarachtigheid bemiddelde zekerheid. Andere aanhangers van dit indirect realisme beroepen zich op het gevoel van passiviteit en op het oorzakelijkheidsbeginsel. Nadat Locke de subjectiviteit van de zgn. secundaire qualiteiten had aangenomen (partieel realisme), werden bij Berkeley alle zintuiglijke ervaringen tot louter subjectieve voorstellingen. Kant subjectiveert weliswaar tijd en ruimte, maar blijft (partieel) realist in zover hij Dinge-an-sich aanneemt. Als reactie tegen het idealisme ontstond in het begin van deze eeuw het neorealisme, dat een onmiddellijk contact met de transsubjectieve, reële objecten aanneemt.
De Scholastiek staat wat het bestaan van de tijdruimtelijke wereld betreft het realisme voor; soms is dit een naïef realisme, dat zich het probleem niet stelt; soms is het een methodisch realisme, dat bewust weigert het probleem te stellen omdat dit uit idealistische vooroordelen stamt; soms is het een critisch realisme, dat het belang van een methodische twijfel aan de geldigheid van de spontane werkelijkheidsovertuiging inziet. Het critisch realisme, dat in het begin van de eeuw vaak als indirect realisme werd voorgestaan, wordt nu meestal als een direct realisme gezien: het gegevene der zintuiglijke ervaring is als zodanig objectief in de zin van: onafhankelijk bestaand van het kennend subject. Men moet dan evenwel voor ogen houden dat het onmiddellijk zintuiglijk gegeven een werkelijkheid is, die afhankelijk is van de wisselwerking tussen het omgevende en het waarnemend orgaan; de waarneming heeft allereerst betrekking op de „wereld” zoals deze betekenis heeft voor de mens in zijn menselijke conditie van belichaamde geest in een gemeenschap. j. p.