Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

KUNST

betekenis & definitie

afgeleid van kunnen, is de mogelijkheid om iets te kunnen scheppen waarvoor een bijzondere vaardigheid wordt vereist, i.c. een voorwerp of werk van meer dan materiële of nuttige waarde. De definitie is in de loop der tijden herhaaldelijk gewijzigd, doch sinds het einde der 18de eeuw kent de Europese cultuurfilosofie het begrip kunst als een samenstel van technische en aesthetische elementen, waardoor iets tot stand wordt gebracht van min of meer symbolische expressie.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de aldus geformuleerde schone kunsten en de daarvan afgeleide toegepaste kunsten, die elementen uit de schone kunsten richten op de vervaardiging van werken met een zeer bepaald, op gebruik gericht doel. Sinds het midden der 20ste eeuw kent deze toegepaste kunst, voor zover het beeldende kunst betreft door toepassing van steeds machinaler productiemethoden de onderscheiding: industriële vormgeving.De betekenis van de kunst voor het Christendom is sinds de vroegste tijden der Kerk ingezien: zij ontwikkelt door beelden het leven van gevoel en geest en doet, als uitdrukking van het leven zelf, een vormend beroep op de persoonlijkheid. Voor zover de Kerk zelfteken zich van de kunst als teken bedient (liturgie: muziek, edelsmeedkunst, glas-in-lood) is de kunst door het kerkelijk wetboek aan bepaalde richtlijnen gebonden kerkelijke kunst waarnaast de christelijke kunst zich vrijer, meer als directe belijdenis van het christelijke individu heeft ontplooid. Sinds de Renaissance de spanning tussen christelijk individu en christelijke gemeenschap deed toenemen, nam ook de spanning tussen christelijke en kerkelijke kunst toe. De jongste geschiedenis kent verschillende voorbeelden van kunstenaars die belangrijke christelijke kunst schiepen (Albert Servaes, Aad de Haas), welke als kerkelijke kunst niet werd geaccepteerd. Graham Greene ziet echter juist als plicht van de kunstenaar het christelijke individu uit de vervlakkende gemeenschap op te roepen tot persoonlijker belijden; voor hem heeft de katholieke kunstenaar de plicht „deloyaal" ten opzichte van de Kerk te zijn. Daarnaast zoeken andere moderne katholieke kunstenaars door terugkeer naar oudere vormen, vooral in de bouwkunst (basiliek), naar de oorspronkelijke taal der katholieke gemeenschap, waarvan de symboliek door het moderne levensgevoel echter nauwelijks meer wordt gekend.

Na de discussies in Frankrijk, ontstaan naar aanleiding van een door Matisse gebouwde kapel te Vence en de kapel in Assy, waaraan verscheidene moderne kunstenaars als Chagall, Léger, Braque en Rouault hadden meegewerkt, en waarbij principiële vragen omtrent de kerkelijke kunst in het geding Trente achtte dit echter niet opportuun. In de 17de en 18de eeuw kwam hetzelfde probleem weer naar voren, nu vooral in Jansenistische kringen. Evenmin als in deze tijd gaf de Kerk toe aan de verlangens van de Verlichting (Duitsland, rond 1800). Wat voor Trente slechts een opportuniteitskwestie was, werd in de 19de eeuw bijna dogma voor Dom Guéranger: het is niet meer dan passend dat de HH. Mysteriën in één van de drie heilige talen worden gevierd (Hebreeuws, Grieks, Latijn). Sedert de laatste oorlog zijn er echter verschillende concessies gedaan wat het gebruik van de volkstaal betreft, vooral bij de toediening van de sacramenten (Duitsland, Frankrijk, Italië, Amerika).

Het is nog niet te voorzien welke gang deze ontwikkeling zal volgen. De meningen zijn sterk verdeeld. Velen verlangen echter dat minstens de lezingen in de H. Mis direct in de volkstaal geschieden. Over het algemeen neemt de kennis van het Latijn ook bij de geestelijken sterk af. zie Kerklatijn, Klassieke vorming en Liturgische Talen. L. B.