Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

IDEALISME

betekenis & definitie

wordt in de omgangstaal gebruikt voor: geestdrift, bezieling; in ethiek en paedagogie voor: houding, die gelooft aan de macht van idealen; in de aesthetica voor: tendentie, die het wezen van de kunst niet ziet in een weergave van de feitelijke werkelijkheid maar in de verbeelding van ideale vormen.

Idealisme wordt echter vooral in de wijsbegeerte gebruikt. Hoewel ook de leer van Plato dat de ware werkelijkheid gelegen is in de idee er mee wordt aangegeven, gebruikt de moderne wijsbegeerte de term meestal om een aan het realisme tegengestelde houding aan te geven, waarin de „idee” of het „denken” de voorrang heeft boven de „werkelijkheid” of het „zijn”, dat als object-zijn verstaan wordt.

Als akosmisch idealisme wordt de leer van Berkeley aangeduid, waarin de tijd-ruimtelijke wereld als een voorstelling van de mens gezien wordt. Volgens Kant moeten we echter niet de stoffelijke werkelijkheid in haar geheel, maar alleen haar vormen tot idee verklaren: tijd en ruimte zijn geen bepalingen van de Dinge-an-sich, maar van onze aanschouwing. Er is dus wel een gegeven werkelijkheid, maar we weten niet hoe ze in zich is. De vormen van aanschouwing en denken, die het object als object constitueren, zijn niet iets van de empirische subjecten doch van een algemene, in ons allen gelijkelijk aanwezige functie, genaamd het zuivere bewustzijn of transcendentaal subject. De grote opvolgers van Kant (Fichte, Schelling, Hegel), wier stelsels bij uitstek „idealisme” worden genoemd, hebben het „Ding an sich” echter prijsgegeven om het object in zijn totaliteit te verklaren vanuit het transcendentale subject, dat dan echter ook niet meer een louter kencritische, doch een metaphysische functie krijgt. Er zijn nog vele andere vormen van idealisme, die we niet vermelden; maar bij al deze vormen rijst de vraag naar de aard van het subject, dat de zijnden door denken voortbrengt: welke denker wordt hier bedoeld ? Is het de individuele denker, dan leidt dit tot solipsisme. Is het een transcendentaal subject, hoe verhoudt dit zich tot de empirische subjecten, die toch het uitgangspunt vormen? Is het subject een zuiver formeel principe van kennis of is het een werkelijk zijnde?

Ook en vooral komt uit de beschouwing van het idealisme in zijn verschillende vormen de opmerking voort, dat deze wijsbegeerte Gods volstrekte transcendentie (als de oneindige kenner ten opzichte van de van Hem onderscheiden eindige kenners) en daarmede de mogelijkheid van een Openbaring teloor laat gaan.

j. p.