Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

PLANOLOGIE

betekenis & definitie

De sterke concentratie van werken en wonen als gevolg van de industrialisatie, de toegenomen noodzaak van en mogelijkheid tot recreatie in de natuur en de sterke intensivering van het verkeer maken een zekere planning van deze ruimtelijke functies noodzakelijk. Het ontbreken daarvan heeft in het verleden tot vaak ondraaglijke toestanden geleid, speciaal op het gebied van het wonen in de oudere wijken van de moderne grote steden.

Niet alleen de burgerlijke maar ook de geestelijke overheden waren niet opgewassen tegen de snelle opeenhopingen van mensen rond de nieuwe werkcentra der industrie. Nieuwe parochiekerken, scholen, parochiële verenigingsaccommodatie e.d. werden niet of veel te laat opgericht.

Studies van het Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut op dit gebied hebben de consequenties van deze achterstand voor het godsdienstig leven van de bewoners van deze wijken op niet mis te verstane wijze aangetoond. Na Wereldoorlog II hield genoemd instituut zich ten behoeve van de kerkelijke overheid zeer intens met vraagstukken van parochie- en schoolplanning bezig.

Daarnaast wordt aan de ruimtelijke vraagstukken rond de recreatie van de mens speciaal in Nederland grote aandacht besteed, omdat wel de behoefte aan recreatieruimte toeneemt, doch de ruimte hiervoor door de snel toenemende bevolking te gering dreigt te worden. De ruimtelijke vraagstukken betreffende het werken concentreren zich op de voor de mens meest gunstige situering van de werkgebieden.

De dooreenmenging van werk- en woongebieden leidt nl. tot ongewenste sociale, hygiënische en economische gevolgen. Voorts kan de planning der werkgebieden o.m. ongewenste bevolkingsopeenhopingen afremmen en regionale werkgelegenheidskansen stimuleren.

Het oplossen en het voor de toekomst vermijden van verkeersproblemen is tenslotte een zeer belangrijke opgave voor de planologen. Dat de ruimtelijke ordening zich nog in de eerste phase van haar ontwikkeling bevindt, moge blijken uit het feit, dat eerst in 1954 H.M.

Koningin Juliana in de troonrede een integrale ruimtewet heeft aangekondigd.

Voorts moet worden opgemerkt, dat de studies, waarop de ruimtelijke plannen worden gebaseerd, nog te uitsluitend van strikt technische, economische, geografische en demografische aard zijn.

Dit neemt niet weg, dat ook aan sociologisch onderzoek voor de opstelling van een ruimtelijk plan steeds meer behoefte wordt gevoeld. w. K.