Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

MONOTHEÏSME

betekenis & definitie

is het geloof in en de verering van God als de volstrekt ene en enige Schepper en laatste Einddoel van wereld en mensen. Als zodanig is het te onderscheiden van henotheïsme of monolatrie, verering van één God als de hoogste, de beste, zonder dat daarom het bestaan van andere goden of hun verering door andere volkeren verworpen wordt.

Over de oorsprong van het monotheïsme zijn de meningen van zowel de godsdiensthistorici als de filosofen en theologen verdeeld. De katholieke theologie ziet de oorsprong van het monotheïsme in de oer-openbaring.

Zij spreekt zich echter niet uit over de vraag, of het geloof in het Hoogste Wezen der oerculturen (zie Oermonotheïsme) al dan niet in de oer-openbaring wortelt. Zij neemt echter wel aan, dat de mens het vermogen bezit door een spontane redenering God als Schepper en Einddoel te kennen (zie Godskennis, natuurlijke).

Welk gebruik de mens van dit vermogen gemaakt heeft, kan alleen de godsdienstgeschiedenis leren. In het Jodendom erkent zij een verdieping en verbreding van de oeropenbaring.

Het legt sterk de nadruk op Gods transcendentie boven wereld en mensen. In het Christendom ziet zij de definitieve Godsopenbaring in en door Christus, het vleesgeworden Woord Gods, die op een bijzondere wijze ons God heeft leren kennen als „Onze Vader die in de hemelen is”.

Monotheïstisch kunnen ook genoemd worden de godsdienst van Zarathustra, van enkele Hindoeistische sekten en van de Islam . Het kenmerk van de Wijze Heer van Zarathustra is zijn tegenstelling tot het boze. In de Hindoeïstische monotheïstische sekten verwerpt men Indra, Vishnu en Brahman als de gelukbrengers, om zich te wenden tot de enige God.

In de Islam, die in hoge mate afhankelijk is van Jodendom en Christendom, loochent men echter de christelijke Drievuldigheid en bevestigt men hartstochtelijk de souvereiniteit van Allah.

K.

L. B.

< >