Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

MINDERBROEDERS

betekenis & definitie

(Lat.: Fratres minores, mindere broeders) is de naam, die Franciscus van Assisi gaf aan zijn eerste stichting in 1209. Deze orde splitste zich later (1517) in Observanten, die de regel in de oorspronkelijke strengheid wilden beleven, en Conventuelen, wonend vooral in de grote kloosters (Lat.: conventus), die enkele aanpassingen van wezenlijke aard hadden aanvaard.

Uit de orde van de Observanten ontstond (1528; volgens anderen 1534) die van de Capucijnen, uitdrukkelijk gericht op het persoonlijk voorbeeld van Franciscus zoals men het zich dacht: brede kap (Lat.: caputium) en baard.Eveneens uit de orde van de Observanten, maar zonder een aparte orde te vormen, ontstonden in de 16de eeuw strengere hervormingsgroepen als: de Reformaten (Italië), Discalceaten (ongeschoeid) of Alcantarijnen (Spanje), die Petrus van Alcantara als hun stichter beschouwden, Recollecten (Frankrijk), die heel uitdrukkelijk de meditatie en bezinning (Lat.: recollectió) op de voorgrond schoven, terwijl de werkzaamheid naar buiten verminderde. Na voorafgaande pogingen van verschillende zijden herstelde paus Leo XIII (1897) de eenheid van die „familiae” der hervormingsgroepen. Sindsdien kent men slechts: Minderbroeders (afk. O.F.M.), Minderbroeders-Conventuelen (afk. O.P.M.Conv.) en Minderbroeders-Capucijnen (afk. O.F.M.Cap.)

De ORGANISATIE der orde ontwikkelde zich langzaam. Een „minister generalis” stond aan het hoofd en in iedere „provincie” een „minister provincialis”. Het ambt van „custos”, ondergeschikt aan de minister provincialis, maakte een ontwikkeling door, terwijl de overste van een klooster nog niet aanstonds de naam „guardianus” (gardiaan) droeg, maar tegen het einde van Franciscus’ leven als zodanig werd aangeduid. In de eerst tijd kwam men elk jaar tot een bespreking bijeen (kapittel), wat echter, toen de orde ook buiten Italië verbreid was, natuurlijk ondoenlijk werd. Voortaan kwamen alléén afgevaardigden, namelijk van het bestuur van de provincies, en dan slechts om de drie jaar, bijeen. In afwijking met de oudere orden was die van de Minderbroeders niet gebonden aan de stabiliteit.

Ook werd gebroken met het gemeenschappelijke bezit; de orde van de Minderbroeders was de eerste bedelorde. Het bestuur was ook meer democratisch dan bij de andere bestaande orden.

WERKZAAMHEID. Terwijl in het begin de Minderbroeders gewoon hulp verleenden aan de mensen, die er om vroegen, in welke vorm dan ook, kreeg dat alles vrij spoedig een scherpere omlijning en verdween het „dienen in de huizen” van de wereldlingen geheel. Doordat langzamerhand het aantal clerici dat van de leliebroeders verre overtrof, ging het zuiver geestelijke en charitatief-sociale werk overwegen. Nieuwe opvattingen deden zich gelden door de Minderbroeders, zowel in de volkspreek (meer populair) als in de buitenlandse missie (in het Oosten drongen zij overal door) en de wetenschap (het ontstaan van een „franciscaanse school”, die echter nog veel nuances bood). De vaste zielzorg in de vorm van geregelde „parochiële” bedieningen drong zich meer en meer op de voorgrond en bedreigde hier en daar het oorspronkelijke karakter van de „altijd op reis zijnde” Minderbroeders.

In de NEDERLANDEN werden de eerste kloosters der Minderbroeders gesticht in de zuidelijke streken. Reeds in 1228, twee jaren na de dood van Franciscus, waren er kloosters in St. Truiden, Gent, Brugge, Tienen, Leuven, Diest, Den Bosch. In de 14de eeuw komt er stagnatie in de regelmatige groei en verbreiding, wat wel in samenhang gebracht moet worden met de achteruitgang van het kloosterlijke leven in de orde. Een herleving, die zich op alle gebieden voelbaar maakte (ook in het geestelijke lied en het schrijven van geestelijke tractaten), was te danken aan de Observantie. Een centrale figuur was Brugman. Heel bijzonder aandeel hadden de Observanten uit de Nederlanden in de missies van Amerika, waar zij zich ook op het gebied van taaien volkenkunde verdienstelijk maakten.

Toen ook de Minderbroeders-Capucijnen zich in de Nederlanden hadden gevestigd, drong naast een ongewenste rivaliteit ook een gezonde wedijver door. In de troebelen van de Hervorming en later van het staatsabsolutisme waren alle drie de orden betrokken. In de 19de eeuw echter werd een duidelijke heropleving zichtbaar, die steeds verder doorwerkte, tot op onze dagen. Op het ogenblik (1954) tellen de Minderbroeders (Franciscanen) over de gehele wereld 25 438 leden, de Minderbroeders-Conventuelen 3 650 leden, de Minderbroeders-Capucijnen 14 198 leden. Voor de vestigingen van de Franciscanen en Capucijnen in Nederland en België. F. v.

D. E.