Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

KANT, Immanuel

betekenis & definitie

(1724-1804), Duits wijsgeer, doceerde van 1770 tot 1796 te Königsberg. Na verschillende wijsgerige publicaties verscheen tussen 1781 en 1799 zijn groot drieledig kencritisch werk (Kritik der reinen Vernunft, Kritik der praktischen Vernunft, Kritik der Urteilskraft), dat grote invloed uitoefende.

Volgens de eerste Kritik is heel ons theoretisch weten beperkt tot met a-priori-vormen van het subject bewerkte verschijnende (phenomenale) gegevens, tot wiskunde en ervaringswetenschappen. Tijd en ruimte zijn a-priori-vormen in het zintuiglijk kennen, de twaalf categorieën (o.a. oorzaak, zelfstandigheid) zijn het in de verstandelijke kennis; de drie ideeën: ziel, wereld, God zijn het in het redeneervermogen.

Al deze a-priori-vormen zijn voorwaarden, die het kennen mogelijk maken, maar zelf geen objecten van kennen. Datgene wat niet verschijnt en dieper dan de phenomenale wereld ligt (das Ding an Sich, noumenon) kennen we niet als object; daarom verschaffen wijsgerige zielkunde, natuurfilosofie en een Godsleer met Godsbewijzen geen weten.

Waar ons weten niets vermag, kunnen we echter volgens de tweede Kritik subjectief geloven. Omdat over onze wilsdaden de zedelijke regel van plicht heerst, waarin we streven naar geluk, ligt hierin als postulaat ingesloten, dat er een God moet zijn, die een uiteindelijke harmonie tussen zedelijk goed en geluk tot stand brengt; wilsvrijheid en voortleven na de dood gaan hiermee gepaard.

Het subjectief geloven hieromtrent is nooit een objectief weten. Volgens Kant is de orde der zedelijke waarden op niets anders terug te voeren (geheel autonoom), niet op Gods wil en allerminst op beloning of straf.

Om motiveringen van beloning, straf of Gods wil handelen ligt buiten de zedelijke orde, die zichzelf als a-priori-vorm (formele ethica) categorisch (onvoorwaardelijk), als gebiedend: goed te zijn (imperatief: Du solist) oplegt. Met deze binnen de practische rede besloten ethiek valt godsdienst samen, waarin derhalve geopenbaarde dogma’s niet te plaatsen zijn.

De derde Kritik onderzoekt de a-priori-bepalende gronden van onze door gemoed en gevoel geleide oordelen.Door Kant is de latere wijsbegeerte bij velen geworden tot kencritiek, een analyse der kenvoorwaarden van het subject (subjectivisme). Pas in deze eeuw wenden zich sommigen weer naar het object. De middeleeuwse denkers zijn aan Kant onbekend. Met Kant eindigt de periode der Verlichting. Doordat Fichte en vooral Hegel de innerlijke tweespalt tussen subject en het noumenale object van de wijsbegeerte van Kant trachten te overwinnen, ontstaat het Duitse idealisme. H. RO.