Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

JOODSE FEESTEN

betekenis & definitie

en vastendagen hebben een belangrijke bijdrage gegeven voor het behoud en de bewustwording van het geestelijk erfgoed onder de Joden in de verstrooiing. Zij volgen het rhythme der seizoenen maar zijn betrokken op de hoofdmomenten van Israels heilsgeschiedenis.

Het Nieuwjaarsfeest (Hebr.: Rosj-ha-sjanah) valt op de 1ste van Tisjri (Sept.-Oct.) bij het begin der winterregens, dus bij het ontwaken der natuur na de droge periode. Dan wordt volgens de voorschriften van Lev. 23 : 24-25 en Num. 29 : 1-6 de bazuin geblazen.

Op de iode van Tisjri valt de Grote Verzoendag (Hebr.: Jom Kippoer of Jom-ha-Kippoeriem; Aram.: Joma, dé dag). De bijbelse voorschriften omtrent deze dag zijn te vinden in Lev. 16 en 23. Hand. 27 : 9 noemt dit feest „de vasten”, Hebr. 9 en 10 reageert op het feest door het algenoegzaam offer van Christus er tegenover te stellen. Voor de val van de tempel in 70 n. Chr. was deze dag de plechtigste van alle hoogtijdagen: alleen dan mocht de hogepriester het allerheiligste betreden en de godsnaam uitspreken. Een bijzondere rol speelde op deze dag de bok Azazel, die oorspronkelijk wel een demon van de steppe geweest zal zijn, maar in Israels godsdienst de plaats van zondenbok ging bekleden. Het voornaamste gezichtspunt is, dat we te doen hebben met een uitwissen van de zonde door bloed.

Vijf dagen na de Grote Verzoendag komt het Loofhuttenfeest (Hebr.: soekkoth — hutten), waarover we gegevens vinden in Lev. 23 : 33-43, Num. 29 : 1238, Deut. 16 : 13-17 en Neh. 8 : 15-19. Men krijgt de indruk dat een feest, oorspronkelijk verband houdend met de druivenoogst en de hutten in de wijngaarden, is geworden tot een herinnering aan de doortocht door de woestijn, waarbij de loofhutten tot symbolische voorstellingen van de tenten zijn geworden.

Nadat op deze wijze de maand Tisjri tot feestmaand bij uitnemendheid is gestempeld, volgt eerst een typisch winterfeest in de maand Kislev (Nov.—Dec.). Dit zgn. Chanoekah (inwijding) duurt 8 dagen en herinnert in zijn gebruiken aan advent, maar is eveneens gehistoriseerd en betrokken op de inwijding van de tempel door Judas de Makkabeeër in 165 v. Chr., na de verontreiniging door Antiochus Epiphanes. De historische achtergrond wordt gevormd door 1 Makk. 4 : 52-59; in het O.T. wordt het niet genoemd, maar Jo. 10 : 22 vermeldt het wel. Tot de typische feesten van het voorjaar behoort in de volgorde van het jaar ten eerste het Poerimfeest.

De gebruiken herinneren enigszins aan het carnaval (de maskerade), maar het is geheel en al gehistoriseerd en betrokken op de gebeurtenissen, die in het boek Esther verhaald worden. De naam wordt in verband gebracht met „poer”, dat lot zou betekenen.

De dag van de ondergang was door het lot bepaald, maar de gang der gebeurtenissen bracht juist zege over de vijanden van het Jodendom. Daar het verhaal van Esther zich afspeelt in de verstrooiing, kreeg het in de loop der eeuwen in druk en vervolging een steeds actueler betekenis als bemoediging en aansporing tot volharden bij overgeleverde zeden. Het allergrootste feest is echter het Paasfeest (Hebr.: Pésach), dat begint met de zgn. Seideravond op de 14de Nisan. Het valt in tijdens de nacht van de volle maan, want de maanden van het joodse jaar beginnen met de nieuwe maan. Men doorwaakt de „leel sjenimoeriem” (Hebr., waaknacht of nacht der bewaring).

In de gehele viering van Pésach is een aantal elementen te herkennen van algemene godsdiensthistorische betekenis: de nacht van de volle maan na de lentedag- en nachtevening is gevaarlijk, de verderver gaat rond en men moet zich tegen hem beveiligen. Daarenboven eet men de ongezuurde koeken, die doen denken aan het binnenhalen van de gerste-oogst. De bijbelse berichten over de oorsprong van Pésach hebben echter reeds geheel van het natuurfeest afgezien en de ganse viering betrokken op de uittocht uit Egypte, die voor Israël geldt als Gods verlossingsdaad bij uitstek. In dienst van deze herdenking staan alle gebruiken van de Seideravond, die in huiselijke kring gevierd wordt: bittere kruiden herinneren aan de bitterheid van de slavernij in Egypte, een vruchtenmoes aan de kleur der tichelstenen, de matses (ongezuurde koeken) aan de haast, waarmee men wegtrok enz. (vgl. Ex. 12 : 1-30, Lev. 23 : 5-8, Num. 28 : 16-25 en Deut. 16 : 1-8). Om meer dan één reden is het joodse Pésach voor het Christendom van ongewoon belang.

In de eerste plaats kan het als vrijwel vaststaand worden beschouwd, dat het laatste avondmaal is verlopen volgens de orde van de Seideravond zoals die toenmaals in zwang was. Bovendien heeft het christelijke Paasfeest, hoewel geheel en al betrokken op de opstanding van Jesus Christus, een paar wezenlijke overeenkomsten met het oorspronkelijke joodse feest behouden: het Jodendom viert op zijn wijze eveneens een overwinning op dood en ondergang, in de gedachtenis aan het doortrekken van de wateren van de Rode Zee en het ontkomen aan de belagers. Typerend voor de joodse viering is de vijfde beker in de volgorde van de Seidermaaltijd, die onaangeroerd blijft staan, volgens de uitleg omdat dienaangaande nog geen beslissing is genomen door de rabbijnen en daarom wachtende op de komst van Elias, die uit moeilijkheden redt. Met accent op het laatste betekent de vijfde beker: men is de messias nog wachtende. Daarenboven gaf de bekende formule van de Seideravond „dit jaar hier, het volgend jaar in Jerusalem” vorm en vaart aan het Zionistisch verlangen.

Tussen Pésach en het Wekenfeest liggen de zeven weken van de zgn. omertelling (Hebr.: omer, garve). De voorschriften aangaande dit feest zijn te vinden in Ex. 23 : 6, 34 : 22, Lev. 23 : 15-21, Num. 28 : 26-31; Deut. 16 : 9—12. Daaruit blijkt dat het Wekenfeest niets anders was dan een „feest der eerstelingen” of een „oogstfeest", zoals het trouwens ook genoemd werd. Men bood de eerstelingen van de tarweoogst als offerande aan. Het O.T. heeft dit karakter nog niet uitgewist, maar ca. 100 n. Chr. is ook dit feest gehistoriseerd.

Het wordt betrokken op de thora, die Moses op de Sinaï ontving. Na de historisering nemen langzamerhand de gebruiken toe, die de thora als een hoog en verheven geschenk aan het volk des verbonds eren. Het was tijdens een Wekenfeest in Jerusalem, dat zich de gebeurtenissen voltrokken, die in Hand. 2 beschreven worden: de uitstorting van de Heilige Geest en de stichting der Kerk.

Een bijzondere plaats bekleedde de viering van de sabbat als feest- en rustdag. Ook hier is het vooral de verstrooiing geweest, die van de sabbatsviering een merkteken van het Jodendom maakte. Door het eren van deze dag onderscheidde men zich zowel in christelijke als in Islamietische omgeving. Daardoor kon ook de sabbat in betekenis het oudtestamentisch gebod te buiten gaan, verpersoonlijkt worden tot bruid en prinses, die op de Vrijdagavond met mystieke vreugde werd begroet en na een etmaal te midden van haar uitverkorenen vertoefd te hebben, weer werd uitgeleid.

M. A. B.