op religieus gebied of godsdienstige onverschilligheid komt behalve als practische levenshouding ook voor als wetenschappelijk verdedigde theorie, waarin ofwel de waarde en het verplichtingskarakter van alle godsdienst principieel in twijfel wordt getrokken (godloochenaars, agnosticisten, deïsten) ofwel in een meer gemitigeerde vorm de absolute gelding van één ware godsdienst wordt ontkend en voor iedereen het recht wordt opgeëist, om in volkomen vrijheid die godsdienst te kiezen, die hem het meeste ligt. Deze laatste vorm vindt haar verdedigers bij liberale denkers, voorstanders van een ongebonden menselijke autonomie, die op waarheidsgebied alles een kwestie van standpunt believen te noemen en daarmede de pluriformiteit der waarheid als beginselprogram in hun vaandel schrijven.
Op christelijk erf leidde dit gemitigeerd indifferentisme, ook wel latitudinarisme genoemd, tot de modernistische relativering van het Christendom en tot een gelijkberechtigdverklaring van de vele in feite bestaande christelijke varianten (pluriformiteit der Kerk), een mentaliteit die zich o.a. ook openbaarde in de aanvang der Oecumenische Beweging en die dan ook door Pius XI in zijn encycliek „Mortalium animos” tot voorwerp van critiek werd gemaakt. Op staatkundig terrein vond het indifferentisme practische toepassing zowel in het principieel laïcisme uit de tijd van Combes en Waldeck-Rousseau (met als vrucht bijv. de ,,écoles laiques”) als in het religieus neutraal beleid in staten met een gemengde bevolking, pariteitstaten genaamd.
Mag dit laatste in verband met gewetensvrijheid en verdraagzaamheid in een bepaalde situatie een geboden noodzakelijkheid zijn, nooit mag dit echter voortkomen uit een principiële indifferentie van de staat ten opzichte van de ene door God gewilde godsdienst. Daarom kan een religieus neutraal staatsbeleid nooit tot een principiële these geïdealiseerd worden, zoals bijv. het geval was bij de Lamennais.
Door de Kerk werd herhaaldelijk tegen het indifferentisme stelling genomen, o.a. in de Syllabus van Pius IX en in de Encycliek „Libertas” van Leo XIII (zie ook Openbaring, Eenheid van Godsdienst en Godsdienst). j. c. G.