Adolf von (1851-1930), Duits vrijzinnig protestants theoloog, heeft op het kerkelijke en culturele leven in Duitsland gedurende het tijdperk van keizer Wilhelm II, wiens vertrouwen hij genoot, een buitengewone invloed uitgeoefend. Hij was een merkwaardige figuur, die veelomvattende kennis van zijn vakwetenschap met zeer universele belangstelling verenigde.
Hoogleraar, sedert 1888 te Berlijn, vele jaren tevens directeur van de Pruisische staatsbibliotheek, medegrondlegger en president van het evangelisch-sociaal congres, heeft hij daarnaast op wetenschappelijk terrein zich als een groot organisator doen kennen. Zijn eigenlijke studieterrein was de geschiedenis van het antieke Christendom.
Voorts schreef hij een leerboek over de dogma-geschiedenis, waarin hij het dogma der oude kerk in conceptie en opbouw als een product van de Griekse geest veroordeelt. Zijn optreden als voorstander van de liberale theologie gaf aanleiding tot de strijd over het Apostolicum in 1892.
Zijn eigen opvatting gaf hij in het in 1900 verschenen geschrift Wesen des Christentums, dat grote opgang gemaakt en veel bestrijding ontmoet heeft. Hij zocht het oorspronkelijk Evangelie van Jesus te herleiden tot de prediking van het vaderschap Gods en van de oneindige waarde der ziel.
D. N.