Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

GROOT, Hugo de

betekenis & definitie

(1583-1645), Ned. rechtsgeleerde, historicus en auteur van exegetische en apologetische werken, schaarde zich theologisch aan de zijde der Remonstranten. Uit apologetisch oogpunt is belangrijk zijn Bewijs van den waren Godsdienst (1622), dat in dichtvorm opgesteld populariteit heeft genoten.

Zijn grootste betekenis ligt echter in zijn juridische werken. Zijn hoofdwerk (De Jure Belli et Pacis, 1625) geeft een eerste systematische verhandeling van het volkenrecht. Tegenover een groeiend staatsabsolutisme verdedigt hij daarin de hogere natuurrechtelijke normen, waaraan volken en staten onderworpen zijn. Daarbij bouwt hij voort op de gedachten van Francisço de Vitoria (1480-1548) en van de Spaanse theologen van het natuurrecht uit de 16de eeuw (Soto, Vasquez, Suarez).

De Groot zou als eerste de rechtsorde hebben losgemaakt van de goddelijke Wet en de grondslag hebben gelegd voor de laïcisering van het recht (Aufklärung). In zijn streven echter om het recht te funderen los van de verschillende godsdienstige overtuigingen na de Reformatie in een en hetzelfde land aanwezig beklemtoont hij slechts, dat de rechtsorde reeds kenbaar is uit de redelijke beschouwing der dingen, abstractie gemaakt van theologische opvattingen en van het godsbestaan. Deze opvatting sluit aan bij die van de Scholastiek.

De Groot was een voorstander van tolerantie en ijverde voor de hereniging van de Protestanten met de Katholieke Kerk, die hij gedurende zijn leven steeds meer nabij kwam.