Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

DIER

betekenis & definitie

Het dier speelt in de godsdienstgeschiedenis een grote rol. Juist omdat het anders is dan de mens, heeft het iets geheimzinnigs, iets aparts en daardoor iets heiligs (zie Heilig).

Veel natuurvolken leggen meer de nadruk op de verwantschap van de mens met het dier dan op het verschil: de stam noemt zich dan naar een bepaald dier, dat men niet mag doden of eten (totemisme). Van de andere kant kan het dier, juist door zijn anders-zijn, beeld zijn van het goddelijke, wat de dierencultus bij verschillende volkeren verklaart.In de Bijbel wordt het dier getekend als een schepsel, dat enerzijds aan de mens verwant is, omdat het leeft, anderzijds echter van hem zó verschilt door het gemis van verstand en vrije wil, dat het zeer ver van de mens af staat (Ps. 8). Vooral Gen. 2:1820 laat dit verschil sterk uitkomen (zie Beeld Gods). De mens heeft de opdracht om over de dieren te heersen; hij mag ze benutten, ze zelfs doden en zich met hun vlees voeden, al eiste het O.T., dat hij zich van het bloed, dat als de zetel van het leven werd beschouwd, zou onthouden (bijv. Gen. 9:4). De bijbelse gedachtenwereld legt sterk de nadruk op de solidariteit tussen mens, dier en de verdere schepping: het geluk van de mens in het paradijs vond zijn weerslag in de hele schepping (zie Paradijsverhaal), maar ook zijn ongeluk (Gen. 3 : 17-18; vgl. Jon. 3 : 7; 4 : 11).

Noë moest van alle dieren paren meenemen in de ark, om ook het dierengeslacht te redden, en na de zondvloed sloot God een verbond, niet alleen met de mens, maar met alle levende wezens, met al wat op de aarde leeft (Gen. 9 : 9 vv.). De verlossing door de Messias zal de paradijstoestand terugbrengen en de juiste verhouding o.a. tussen mens en dier herstellen (Is. 65 : 25), zij het dan ook tot aan de parousie in principe. Daarom zal de Christen het dier respecteren, het nooit kwellen, maar het wel benutten als een hulp of als voedsel. Dierenmishandeling, vivisectie zonder verdoving enz. zijn niet slechts vergrijpen tegen de menselijke waardigheid, maar druisen in tegen de christelijke houding ten opzichte van de verloste natuur en tegen de christelijke deugden van goedheid en zachtmoedigheid. Anderzijds is het dier niet „persoon”: het blijft „ding” en is dus geen subject van rechten. J. v. D.