Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

BABYLONIË

betekenis & definitie

was het zuidelijkste gedeelte van het Tweestromenland (Beneden-Mesopotamië), thans Irak. Daar lagen langs de Euphraat beroemde steden, zoals Sippar, Akkad (Agade), Babylon met het naburige Borsippa, Kisj, Isin, Nippoer, Oeroek (Erech), Larsa, Oer, Eridoe: thans puinheuvels in de steppe, want de rivieren hebben zich verplaatst.

De bodem was buitengewoon vruchtbaar, maar werd jaarlijks geteisterd door overstromingen. Cultuur was pas mogelijk, toen menselijke kracht en kunst de waterstand door dijken en kanalen regelden en dorpen en steden bouwden op heuvels die met onze terpen kunnen worden vergeleken.

Dit peil was al ca. 4000 v. Chr. bereikt.

De oudste beschaving die wij kennen is te danken aan de Soemeriërs: waarschijnlijk veroveraars die het land binnenvielen en tot eigendom van hun góden verklaarden en die tevens de uitvinders zijn geweest van het eigenaardige spijkerschrift, dat in kleitabletten werd gegrift. Daar deze tabletten in groten getale in de grond bewaard zijn gebleven, kennen wij deze cultuurkring door een weelde van schriftelijke gegevens gedurende een periode van bijna 3000 jaren v.

Chr. In de tweede helft van deze lange periode (dus juist gelijktijdig met Israël en het O.T.) wordt deze kennis min of meer eenzijdig, daar toen naast het spijkerschrift ook in Babylonië het alphabetische schrift hoe langer hoe meer moet zijn toegepast, geschreven op hout, leer of papyrus die niet bewaard zijn gebleven, hetgeen in het nog droger klimaat van Egypte wel het geval was.De later ingevallen Semietische stammen (Akkadiërs; Amorieten) namen veel van de oude beschaving der Soemeriërs over, doch drongen hen politiek terug. De stad Babylon of Babel (d.w.z. de „godenpoort”) dankt haar betekenis als staatkundig en later vooral als cultisch centrum aan hun grote koning en wetgever Hammoerabi, ca. 1700 v. Chr. Sindsdien werd de stadsgod van Babylon, de god van de voorjaarszon Mardoek of Merodach, de Oppergod en de heer van het Pantheon. De fundamenten van de geweldige toren (Zikkoerat) bij diens hoofdtempel in Babylon zijn in 1913 opgegraven (vgl. Gen. 11; zie Babylonische spraakverwarring).

Babylon bleef als cultureel en religieus brandpunt de meerdere van het naburige Assyrië, hoezeer in staatkundig opzicht de mindere. Pas na de val van het Nieuw-Assyrische rijk onder de dynastie der Sargonieden (sedert 625, verwoesting van Ninive in 612 v. Chr.) maakte zich de Chaldeeuwse vorst Nabopolassar onafhankelijk als de stichter van het Nieuw-Babylonische rijk. De grootste koning van dit rijk was de (ook door het bijbelboek Daniël vermaarde) koning Neboekadnezar of Nabuchodonosor II, die de hoofdstad Babylon na de verwoestingen in 689 en 648 v. Chr. schitterend herbouwde (vgl. Dan. 4 : 30) en zijn rijk tot de Egyptische grens uitbreidde (verwoesting van Jerusalem en wegvoering van de Joden in de Babylonische ballingschap in 586 v.

Chr.). De beschaving van dit tijdperk was niet zelfstandig, maar een nabootsing van de klassieke periode ten tijde van koning Hammoerabi. De laatste koning van dit rijk was Nabonidus (555-539), voor wie de kroonprins Balthassar (Belsjaroessoer) tijdelijk als regent in Babylon het bewind voerde maar die sinds 543 v. Chr. niet meer vermeld wordt (vgl. Dan. 5). In 539 heeft de Perzische koning Cyrus (Kores, vgl.

Is. 45) Babylon heroverd, Nabonidus gevangengenomen en het land onderworpen. Nu verdringt geleidelijk eerst de Perzische en daarna de Hellenistische beschaving de Babylonische. De stad Babylon bleef ook na een opstand en gedeeltelijke verwoesting onder koning Xerxes (ca. 484 v. Chr.) van betekenis. Alexander de Grote, die Babylon tot middelpunt van zijn wereldrijk wilde maken, is er in 323 v. Chr. overleden; daarna moest het zijn rang afstaan eerst aan Seleukia, daarna aan Ktesiphon aan de Tigris.

Ten tijde van het Romeinse Imperium behoorde Babylonië tot het Parthische rijk en de klassieke schrijvers hebben slechts vage begrippen van dit buiten hun grenzen gelegen land, dat echter straks toevlucht biedt aan de Joden, die daar hun scholen stichten en een belangrijke bloei bereiken (zie Talmoed). Het spijkerschrift was verdwenen en vergeten en werd pas in de 19de eeuw hervonden en ontcijferd. Deze ontcijfering, door Engelse, Duitse en Franse geleerden, behoort evenals de opgravingen — tot de triomfen der moderne wetenschap. Daardoor immers werden ons grote resten van de Babylonische literatuur toegankelijk, zoals bijv. de codex van Hammoerabi, het Enoema Elisj en het Gilgamesj-epos en verscheidene religieuze hymnen, psalmen en gebeden, terwijl de opgravingen, bijv. in Oer, Mari en Noezoe, ons niet alleen gegevens hebben verschaft omtrent de levenswijze der Babyloniërs, maar ons ook, bijv. door het brievenarchief van Mari, inlichtingen geven over de geestescultuur van die dagen (zie kaart Nabije Oosten ten tijde van de Patriarchen). D. L.

B./J. V. D.