is de gebruikelijke naam voor de verschillende deportaties der Joden naar Mesopotamië. Volgens de Assyrische methode, de bevolking te deporteren teneinde het verzet te breken, werden in 734 en 722 v.
Chr. grote gedeelten der bevolking van het Noordrijk (ook Israël of Samaria genoemd) naar Assyrië en Medië gevoerd, terwijl daarvoor in de plaats Babylonische en Syrische kolonisten in Israël kwamen (2 Kon. 15 : 29). Behalve in het boek Tobias horen wij omtrent, de ballingen uit Israël niets meer.
Misschien reeds in 606, zeker in 597 en 586 werd de bevolking van het Zuidrijk Juda door Nabuchodonosor naar Babylon gevoerd. Na de val van Babel en het opkomen van de Perzische macht werd terugkeer mogelijk.
Cyrus stond hem in 538 toe. Velen hadden toen echter reeds hun bestaan gevonden in den vreemde.
Staatkundig was het gevolg van de ballingschap, dat het zelfstandige koninkrijk verdween. Maar geestelijk hebben de Joden ook wel winst geboekt uit de ballingschap in de vorm van een nieuw verstaan van het verleden, codificatie der historische gegevens en nieuwe vormen van eredienst.
Het Jodendom in de diaspora ontstond.