(1206-1280), Duits Dominicaan van encyclopaedische eruditie, een van de grote mannen der hoogscholastiek, zalig verklaard in 1622, heilig verklaard en tot kerkleraar uitgeroepen in 1931. Hij was een der eersten, die het natuurlijk en het gelovig denken systematisch trachtten te onderscheiden en zag de waarde van experimentele onderzoekingen.
Zijn ideaal was het aan de theologen een volledige wijsbegeerte te leveren. Hij zocht daarom overal de werken van Aristoteles, becommentarieerde deze en probeerde ze te benutten in dienst van het dogma.
Maar hij nam er minder van over dan zijn leerling Thomas van Aquino: zo bleef hij vasthouden aan een zekere augustijnse verlichtingsleer, was hij ook zeer geïnspireerd door de Dionysiaanse participatiegedachte, verwierp hij de eenheid van substantiële vorm in de dingen, beklemtoonde het gemoedselement in de theologie en zag hij de wijsheid vooral als practische gave. Hiermee houdt volgens sommigen verband dat zijn meest geliefde leerling niet de Aquiner schijnt te zijn geweest maar Ulrich van Straatsburg, eveneens dat hij invloed heeft uitgeoefend op de Duitse mystiek van Eckhart, Tauler en Suso, op Dietrich van Freiburg en op Nicolaas van Cusa.