Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

AARTSPRIESTER

betekenis & definitie

stond oorspronkelijk aan het hoofd van de aan de kathedrale kerk verbonden geestelijkheid. Later berustte bij hem ook de leiding van de zielzorg in bepaalde centra van het bisdom buiten de bisschopsstad, zodat zijn ambt practisch overeenkwam met dat van de tegenwoordige deken . In de Nederlandse kerkgeschiedenis hebben de aartspriesters een bijzondere rol gespeeld, toen na het wegvallen van het apostolisch vicariaat het kerkelijk bestuur in de Hollandse Missie van 1727-1853 terugviel op negen aartspriesters.

Thans wordt de titel aartspriester nog wel eens gegeven aan de pastoor van een oude moederkerk (bijv. in Italië); in België is aartspriester soms de naam van een bepaalde functionaris in het kathedrale kapittel. AARTSVADER, Ned. vertaling van het Griekse patriarch, betekent oudste, voornaamste vader of stamvader.

De in Genesis genoemde stamvaders van Adam tot Abraham worden ook wel aartsvaders genoemd, doch gewoonlijk duidt men met deze naam aan de drie stamvaders van Israël: Abraham, Isaak en Jakob, die de belofte en het verbond ontvingen in de vóór-Mozaïsche tijd (o.m. Gen. 17 : 1—27).

Een enkele maal (Hand. 7 : 8) worden de 12 zonen van Jakob zo genoemd.