('zwa:tələn) (zwatelde, heeft gezwateld) [zwad, zwaai]
1. zacht ruisen, lispelen : als het windje door de bomen zwatelt.
2. gonzen : de -de stemmen der feestgasten.
Gepubliceerd op 24-02-2020
betekenis & definitie
('zwa:tələn) (zwatelde, heeft gezwateld) [zwad, zwaai]
1. zacht ruisen, lispelen : als het windje door de bomen zwatelt.
2. gonzen : de -de stemmen der feestgasten.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: