Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

zelfstandig

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st)

1. op zichzelf, door eigen kracht bestaand: een leven.
2. onafhankelijk van eens anders invloed: een karakter; handelen.

Syn. ➝ onafhankelijk. Tgst. afhankelijk.

3. waarin men zelf voorziet: een bestaan hebben.
4. Taalk. niet als hulpwerkwoord gebruikt: „zijn” en „worden” kunnen als werkwoord voorkomen. ➝ zelfstandig naamwoord.
5. Taalk. als een zelfstandig naamwoord: een bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
6. Taalk. nog te herkennen als zelfstandig woord, zoals het vroeger was: een ➝ achtervoegsel.