(wint)
I. m. (-en; -je) [~ waaien]
I. Eig. beweging van de dampkringslucht : de waait; de steekt op, gaat liggen, krimpt, ruimt; er staat een harde -; de loopt, is oost; dwarrel-, land-, ruk-, storm-, tegen-, wervel-, zeewind; de bries is een zacht, iris en koel -je; de cycloon is een draaiende stormwind.
Gez. bij of voor de -, wanneer de wind zodanig inkomt, dat de zeilen goed vol staan; Scheepst. baren de -. in de richting van de wind d. i. vanwaar de wind waait, zodat het schip nadert; dat is maar -, druktemakerij; de in het zeil hebben, een voordelige wind of voorspoed hebben; de niet door de hekken laten waaien, een goede gelegenheid niet voorbij laten gaan ; de onder zijn volkje hebben, er de schrik in hebben zitten; de op het zeil hebben, tegenwind hebben ; de van voren krijgen, een terechtwijzing, een uitbrander krijgen ; de haalt aan, wordt sterker; de is omgedraaid, hij is van gevoelen, gezindheid, partij veranderd : de is op en neer. er is geen wind; de waait nu uit een andere, uit een verkeerde hoek, de omstandigheden zijn NU anders, niet gunstig; de zit reeds lang in die hoek, de zaken zitten al lang zo; die of wie zaait, zal storm maaien of oogsten, wie onrust, oproer verwekt, zal er het slachtoffer van worden ; door de gaan, aan de zwier zijn ; er van krijgen, merken dat er iets gaande is; het gaat hem voor de - of voor stroom en -, het gaat hem voorspoedig; iets in de slaan [bij het uitslaan, door de wind laten meenemen], het niet in acht, niet ter harte nemen; in de - of naar alle -en strooien, verloren doen gaan; in de praten, zonder erop te letten of men ook luistert; in de schermen, met grote woorden van de zaak afwijken, zwetsend zijn mening verdedigen; men moet zeilen terwijl de waait, men moet de gelegenheid waarnemen; met alle -en waaien, draaien.
telkens met de bovendrijvende partij meegaan; Scheepst. onder de -, van de wind af, zodat het schip zich verwijdert; Scheepst. tussen - en water, juist aan de waterlijn ; van de kan men niet leven, men moet een middel van bestaan hebben ; voor de gaan, voorspoedig gaan ; voor, tegen - en stroom varen, voor- of tegenspoed hebben; wat een -! wat een opgeblazenheid ; weg als de zeer snel; - en weer dienende, als beide gunstig zijn; - en weer waarnemen, die verduren ot met veel moeilijkheden te kampen hebben; zoals de waait, waait zijn jasje, hij schikt zich naar de omstandigheden. → boom, haag, hoek, huik, koren, mantel, mast, molen, neus, rak, voordewind, water, woord. II. Metf.
1. darmlucht die men Iaat ontsnappen : -en, een -je laten
2. gezwollenheid.
3. drukte : maken.
Enc. Het ontstaan van de wind is het gevolg van het verschil in temperatuur van de dampkringslucht. Zo heeft men b. v. ’s morgens zeewind omdat het vasteland door de zonnestralen sterker verwarmd wordt dan het zeewater, er ontstaat dus een opstijgende luchtstroom op het land, ten gevolge waarvan de koudere lucht uit de zee toestroomt; ’s avonds koelt het land sterker af dan het zeewater, en heeft het tegenovergestelde plaats. Als richting van de wind noemt men de hemelstreek waar hij vandaan komt. Deze richting kan men bepalen door het opsteken van een natte vinger, door de richting van de rook of van windwijzers en, voor de wind in hogere luchtlagen, door de bewegingsrichting der wolken. De sterkte van de wind wordt gemeten door de druk die hij op een vlakke plaat van bekende oppervlakte uitoefent.
Wat de snelheid van de wind betreft onderscheidt men : geen wind (1 m per sek., bladeren onbeweeglijk), lichte wind (2 m, bladeren bewegen), matige wind (4 m, twijgen bewegen een weinig), stille wind (6 m, twijgen buigen), middelmatige wind (7 m, takken buigen), sterke wind (10 m, populieren buigen), hevige wind (12 m, bladeren worden afgerukt), storm (15 m. takjes worden afgebroken), geweldige storm (90 km per uur, sterke takken breken), orkaan (126 km per uur, daken worden beschadigd). Soorten van winden zijn, behalve de reeds genoemde zee- en landwinden, de passaten en antipassaten, hoofdzakeliik oosten- en westenwinden, en verder de moessons.
II. m. (-en) verkorting van windhond.
III. o. (-en) verkorting van windas.