Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

Wijsbegeerte

betekenis & definitie

I. INDELING

De wijsbegeerte handelt over de wetten van het redelijk denken (denkleer, logika), de kennis (kennisleer, kriteriologie), de stoffelijke wereld en de niet-intellektuele natuur (natuurfilozofie, kosmologie), de mens inz. zijn ziel (zielkunde, psychologie) en zijn zedelijke gedragingen (natuurlijke zedenleer, etika), over God (natuurlijke Oodsleer, teodicee), en eindelijk over bet zijn in ’t algemeen (zijnsleer, ontologie).

II. GESCHIEDENIS

1. Oudheid. Bij de oosterse kultuurvolken, de Chinezen (Confucius, Laotse) en de Indiërs (Vedanta, Boeddha), zijn godsdienst en wijsbegeerte innig verbonden. De oudste Griekse filozofie is kosmologisch d. i. zij vraagt naar het ontstaan en de samenstelling van het wereldgeheel. Op verschillende manieren wordt die vraag beantwoord door de verschillende scholen. Onder deze zijn de voornaamste de Ionische met THALES, ANAXIMANDER, ANAXIMENES. HERAKLEITOS ; de Pythagorische met PUTHAGORAS. TIMAIOS, PHILOLAOS ; de Eleatische met XENOPHANES, PARMENIDES, ZENOON van Elea. Verder zijn in dit verband te noemen : ANAXAGORAS en EMPEDOKLES. De sofisten als PROTAGORAS, GORGIAS, stelden het vraagstuk der kennis (kriteriologie) en de atomisten o. a. LEUKIPPOS, DEMOKRITOS zijn de eerste materialisten. Tegen de sofisten werd de kenbaarheid van het bovenzinnelijke verdedigd door SOKRATES, die tevens de grondlegger is der etika. Vele van zijn leerlingen weken in verschillende richtingen van hem af, o. a. ANTISTHENES, DIOGENES en KRATES (Cynische school), ARISTIPPOS (Cyrenische school), EUKLEIDES (Megarische school), PHAIDOON. Op Sokrates voortbouwend werd PLATOON de schepper van het idealisme. Zijn volgelingen, de platonici of academici, (o.a. XENOKRATES) werkten zijn leer op verschillende wijzen uit. Platoons leerling ARISTOTELES was de grootste wijsgeer der Oudheid. Zijn leerlingen zijn de peripatetici THEOPHRASTOS, ARISTOXENOS, STRATOON. De etika werd verder beoefend door de stoïcijnen ZENOON van Citium, KLEANTHES, CHRUSIPPOS en door EPIKOEROS, terwijl de sceptici PURRHOON, KARNEADES de mogelijkheid van een zekere kennis loochenden. Door aanraking met de oosterse gedachte kwam het religieus motief in de Griekse wijsbegeerte inz. bij PHILOON en de neoplatonici CELSUS, PLOTINOS, PROKLOS. In Bome bleef de wijsbegeerte afhankelijk van de Grieken. De voornaamste vertegenwoordigers aldaar zijn CICERO, LUCRETIUS, SENECA, EPIKTETOS, MARCUS AURELIUS, SEXTUS EMPIRICUS, BOETHIUS.
2. In de Middeleeuwen is de wijsbegeerte de „dienstmaagd” der godgeleerdheid. De grootste onder deze godgeleerde filozofen zijn AUGUSTINUS, ALBERTUS DE GROTE, THOMAS VAN AQUINO, BONAVENTURA, DUNS SCOTUS, OCCAM. Eén voornaam vraagstuk van zuiver filozoflsche aard hield toen de geesten bezig nl. de strijd over de universalia (Lat. algemene begrippen) tussen de realisten (SCOTUS ERIGENA, ANSELMUS) en de nominalisten (ROSCELLINUS, OCCAM). Nadat men door de Arabieren (AVICENNA, AVERROËS) en de Joden (AVICEBRON) de gehele Aristoteles had leren kennen, werd die strijd door de scholastieken (PETRUS LOMBARDUS enz.) beslecht. Tot de beste kenners van Aristoteles behoort BURIDAN. Met de renaissance en het humanisme kwamen de oude filozofische stelsels weer in voege en maakten het denken onafhankelijk van het geloof (BRUNO, CAMPANELLA, MONTAIGNE, BACON).
3. Nieuwe Tijd. In de XVIIde→: eeuw begint de nieuwe filozofie met DESCARTES, die de betrouwbaarheid van ons denkvermogen aan een nieuw onderzoek onderwierp. Hierbij kwam hij al spoedig te staan voor het vraagstuk van het dualisme of de tweeheid van lichaam en geest, die op elkaar inwerken. Dit vraagstuk trachtten GEULINCX (Z. N.), SPINOZA (N. N.), MALEBRANCHE op verschillende manieren op te lossen. Een ander Frans wijsgeer uit de XVIIde eeuw is GASSENDI Ondertussen wou het Engels realisme in al zijn schakeringen (HOBBES, LOCKE, HUME) het denken tot zinnelijke waarnemingen terugbrengen. Tegenstanders hiervan waren BERKELEY en REID. In de XVIIIde→: eeuw was SHAFTESBURY een der hoofdvertegenwoordigers van de filozofie der „verlichting” in Engeland. Van hier werd ze ook naar het vasteland overgeplant en in Frankrijk ontwikkelde zij zich langs het sensualisme van CONDILLAC en HELVETIUS, het skepticisme van BAYLE en het deïsme van VOLTAIRE en ROUSSEAU tot volkomen materialisme bij de encyclopedisten DIDEROT, D’ALEMBERT, LA METTRIE, HOLBACH. In Nederland is HEMSTERHUIS de grote filozoof der XVIIIde eeuw. Ook Duitsland had, naast LEIBNIZ met zijn idealisme, zijn fllozofen der „Aufklärung” o. a. WOLFF, LESSING, MENDELSSOHN.
4. Nieuwste Tijd. De Duitser KANT heeft een geweldige invloed gehad op de filozofen der XIXde eeuw. Verder zijn te noemen in Duitsland FICHTE, HEGEL, SCHELLING, HERBART, SCHOPENHAUER, FEUERBACH, LOTZE, VOGT, BÜCHNER, LANGE, WUNDT, HAECKEL, MACH, LIEBMANN, VON HARTMANN, NIETZSCHE, RIEHL, AVENARIUS, EBBINGHAUS, PAULSEN, EUCKEN, DILTHEY, SCHELER. HEIDEGGER (existentiefilozofie) ; HUSSERL en SCHELER, fenomenologen; HEIDEGGER en JASPERS, existentialisten; in Oostenrijk FREUD ; in Frankrijk : COMTE, V. COUSIN, BINET, CLAPARÈDE, BOUTROUX, BERGSON, BLONDEL ; SARTRE en MARCEL, existentialisten ; in Engeland : BENTHAM, SPENCER, MILL, RUSSELL (B.). ; in Spanje : BALMES ; in de Verenigde Staten : JAMES ; in Nederland : OPZOOMER, MOLESCHOTT, BOLLAND, HEYMANS, BIERENS DE HAAN ; in België: UBAGHS. Een Kant-kenner was ten ontzent de Vlaming DE VLEESCHHAUWER. Tegen de pogingen tot herstel van een kristelijk idealisme door ROSMINI, GRATRY, KIERKEGAARD, wijst de Kerk de weg die de neo-scholastieken KLEUTGEN, STÖCKL, T. PESCH, CATHREIN, GÜTBERLET, WILLMANN, MERCIER, MARÉCHAL, AENGENENT (N. N.), BEYSENS (N. N.), DE BRUYNE (Z. N.) volgen.

< >