bn. en bw. (-er, -st)
1. dezelfde gewaarwording veroorzakend als de zon, vuur enz. : een bad; een -e jas, kamer; ik heb, krijg het ik ben ik werd er van; het zal vandaag worden; zich kleden; er -(pjes) in zitten, warm gekleed zijn of goed bemiddeld, welgesteld zijn; het iemand maken, hem in het nauw brengen. ➝ hand. Syn. ➝ heet.
2. met warm water : een -e bron.
3. hartelijk, welgemeend : een -e ontvangst.
4. hevig : het ging er toe bij het vechten, het twisten.
5. boos, kwaad : worden. ➝ hoofd.
6. hartstochtelijk : een voorstander der sport.
7. krachtig : iets aanbevelen.
8. aangenaam aandoend : -e kleuren; van toon.