Synoniemen zoeken
Synoniem van warm
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
warm
warm - zeg je van iets dat, of iemand die, een hoge temperatuur heeft. Aangenaam warm weer of een aangenaam warme wind noem je zoel of luw. Van badwater met een iets hogere temperatuur dan lauw zeg je dat het handwarm is. Heet is zeer warm. Nog warmer is gloeiend of gloeiend heet; voedsel is kokendheet of kokend. Erg warm weer heet smoorheet, bloedheet, snikheet, stikheet of stikkend heet (informeel). Verhit geeft aan dat iets warm is geworden.
Zie: benauwd.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Warm
Warm is alles wat niet koud is. Stijgt de warmte¬graad aanmerkelijk, dan spreekt men niet meer van warm maar van heet. Als substantiva gebruikt men warmte en hitte.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
warm
warm - bijvoeglijk naamwoord
1. met een hoge temperatuur
♢ in de zomer is het vaak warm buiten
1. warm eten
[maaltijd waarbij het eten warm opgegeten wordt]
2. het ging er warm aan toe
[er werd flink gevochten]
3. hij werd er niet warm of koud van
[trok zich er niets van aan]
4. ik loop er niet warm voor
[word er niet enthousiast over]
5. ze gaan als warme broodjes over de toonbank
[worden veel en gemakkelijk verkocht]
6. een warm buffet
[bestaande uit warme gerechten]
7. warm eten
[de hoofdmaaltijd]
8. met de warme hand geven
[terwijl je nog in leven bent]
9. het warm krijgen van iets
[er bang van worden]
10. het wordt hem daar te warm onder de voeten
[hij voelt zich er niet veilig meer]
2. hartelijk en vriendelijk
♢ we werden warm ontvangen bij die familie
1. het warm aanbevelen
[van harte aanbevelen]
2. iemand een warm hart toedragen
[erg aardig vinden]
3. ergens warm voor lopen
[er enthousiast over worden]
4. iemand ergens voor warm maken
[zorgen dat hij er enthousiast voor wordt]
3. wat de lichaamswarmte vasthoudt
♢ doe maar een warme jas aan, het is koud buiten!
Algemene uitdrukkingen:
1. je bent warm
[je hebt het bijna gevonden]
2. warme kleuren
[die een prettige indruk geven]
3. de warme bakker
[die zelf nog brood bakt]
Bijvoeglijk naamwoord: warm
... is warmer dan ...
het warmst
de/het warme ...
iets warms
Tegenstellingen
effen, fris, ijskoud, ijzig, kil, koel, koud