Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

waard

betekenis & definitie

I. (wa:rt) m. (-en) houder van een herberg of slaaphuis: de ontving de gasten. Gez. de kreupele slaan, het zaakje opruimen; de scheert zijn gasten, laat ze te veel betalen; buiten of zonder de rekenen, zich misrekenen; zo(als) de is, vertrouwt hij zijn gasten, men beoordeelt een ander naar zichzelf.

Syn. ➝ herbergier.II. (wa:rt) m. (-en) woerd.