Wat is de betekenis van Vrouw?

2023-12-01
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vrouw

vrouw - Zelfstandignaamwoord 1. (biologie) een volwassen vrouwelijke mens Die vrouw is erg lustig. 2. de vrouwelijke partner in een huwelijk Op het feest werd ik aan zijn vrouw voorgesteld. Woordherkomst afkomstig van: Middelnederlands:...

2023-12-01
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Vrouw

Ingaan tot een vrouw, seksuele omgang hebben met een vrouw. In de Statenvertaling (1637) wordt de seksuele handeling van de man met een vrouw omschreven met de verbinding ingaan tot. Zo staat er in Genesis 16:4 ‘En hij [Abram] ging in tot Hagar, en zij ontving.’ En in 2 Samuel 16:22 ‘Absalom ging in tot de bijwijven zijns vaders, voor de ogen van h...

Direct alle resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-01
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vrouw

vrouw - zelfstandig naamwoord 1. volwassen persoon van het geslacht dat kinderen baart ♢ in het onderwijs werken meer vrouwen dan mannen 2. persoon met wie een man getrouwd is ♢ mag ik je mijn vrouw voorstell...

2023-12-01
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

vrouw

De op twee na hoogste kaart van een kleur, aangeduid met ‘V’ (‘Q’ van ‘queen’ op internationale speelkaarten en ‘D’ van ‘dame’ op Franse) en een plaatje van een vorstelijke vrouw.

2023-12-01
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

vrouw

- bij de vrouwen, bij de dames in de sport. De Zwitser Didier Cuche, bij de mannen in het Amerikaanse Vail, en de Italiaanse Karen Putzer, bij de vrouwen in het Canadese Lake Louise, hebben zondagavond een Super-G om de Wereldbeker gewonnen. - DS, 10-12-2002.

2023-12-01
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Vrouw

Onbekende vrouwen symboliseren volgens C.G. Jung de anima - de onbewuste vrouwelijke kant in de psyche van een dromer - die iets meedeelt over z’n gevoelens, z’n stemmingen, maar ook over z’n capaciteiten met betrekking tot de liefde. Deze onbekende vrouwen wijzen op onbewuste eigenschappen. In dromen van vrouwen zijn ze willekeur...

2023-12-01
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Vrouw

1. een - meteen vliegwiel, Bargoense uitdr. voor ‘een werkende vrouw’. 2. een - zonder man is als een vis zonder fiets, vrouwen kunnen het makkelijk zonder mannen stellen, zijn onafhankelijk genoeg om zich alleen te behelpen. Feministische slogan uit de jaren zestig met een Duitse en Engelse variant: eineFrau ist wie ein Fisch ohneFahrrad; a wo- ma...

2023-12-01
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

vrouw

In ’t mv., inz. in de verb. bij de vrouwen, als categorie-aanduiding in de sportt.; in de standaardt.: (bij de) dames. De tweehonderd meter vrije slag werd bij de vrouwen gewonnen door X, bij de mannen door Y, Uitzending BRT 16/8/1978. Sam.: In versch. sam. met vrouwen-, waar in de standaardt. dames- of een...

2023-12-01
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

vrouw

(de, -en), (ook:) concubine, partner in concubinaat. Er kwam een neef blijven , verschafte het benodigde om de kinderen niet van honger te doen omkomen, maar eiste daarvoor in ruil Wiesje als vrouw (Dobru 1968a: 30). - Etym.: In Ned. opkomend gebruik. - Zie ook: man. -: die vrouw, mijn vrouw (gezegd door een man). Als straks het andere kind trouwt...

2023-12-01
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vrouw

s.; (echtgenote), frou, wiif (it), minske (it); (vrouwelijk persoon), frouminske(it),frommes (it), minske (it),wiif (it), frou (pl. f r o u l j u); — des huizes, frou; jonge, pasgetrouwde —, jongwiif (it); oude —, âldwiif (it), âldminske (it); een bloeiende &mdash...

2023-12-01
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vrouw

v. (-en), 1. mens van het vrouwelijk geslacht: de vrouwen gaan anders gekleed dan de mannen; vrouwen zijn zwakke vaten (1 Petr. 3:7); — als collectief: de vrouw heeft een hogere stem dan de man;zij is een vrouw, zij is zwak of onbestendig; 2. echtgenote: ik zal mijn vrouw even roepen; man en vrouw, echtpa...

2023-12-01
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vrouw

v. -en, vrouwtje: 1. vrouw, persoon: een oude vrouw; 2. echtgenote: hier is mijn vrouw; maar vrouw(tje)! de vrouw des huizes, meesteres; groeten aan je vrouw; 3. kaartspel: koningin: de vrouw van harten; ruitenvrouw; 4. meesteres bij dieren: Fidel, kom maar bij de vrouw; 5. aanspreking van een vrouw uit de lagere klasse: vrouw Bindels; vrouwe is ve...

2023-12-01
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Vrouw

I. Aard van de vrouw Wijsbegeerte en Openbaring leeren, dat de vrouw in alles wat tot de wezenlijke volmaaktheid van de menschelijke natuur en waardigheid behoort, en in alles wat behoort tot de bovennatuurlijke volmaaktheid, gelijk staat met den man. In dezen verheven zin is de v. een volkomen mensch, een persoonlijkheid met alles, wat daarin opge...

2023-12-01
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vrouw

v. (-en; -tje) I. Eig. 1. Algm. persoon van het niet-mannelijk geslacht : één is duizend mannen te erg; werkvrouw; is de aanspreektitel van een uit de lagere stand. → Onze-Lieve-Vrouw. 2. Inz. echtgenote : man en -; hier is zijn -; groeten aan de -. Gez. de des huizes; de meesteres; de oude -, moeder; een die de broek aan heef...

2023-12-01
Polulaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

Vrouw

de mensch van het vrouwelijk geslacht (sexus femininus), de menschenvorm, die bij de natuurlijke arbeidsverdeling in het voortplantings. proces optreedt als het ontvangende en verder ontwikkelende individu. Het vrouwelijk lichaam verschilt in velerlei opzicht van dat van den man; ten eerste in het maaksel van de geslachtsorganen (zie aldaar)...

2023-12-01
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Vrouw

mnl. vrouwe, het vr. van een woord, dat in ’t go. frauja (gen. fraujins) = heer luidt, dus oorspr. meesteres. Dezelfde stam is nog over in vroondienst en vroonrecht; in ’t hd. vindt men nog samenstellingen, w.i. heer = God (of Christus) is, b.v. Frohnleichnan, Frohnaltar (= hoogaltaar) ; in ’t mnl. komt Vroon niet, in ’t ohd...

2023-12-01
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vrouw

Vrouw - zie GESLACHT en HANDELINGSBEVOEGDHEID.

2023-12-01
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vrouw

v. (-en), 1. volwassen mens van het vrouwelijk geslacht; coll.: de vrouw heeft een hogere stem dan de man; de werkende vrouw; 2. echtgenote: man en vrouw, echtpaar; ook als aanspraak: vrouw, kom eens even; 3. meesteres: de vrouw des huizes; Onze-Lieve-Vrouw, de Maagd Maria; meesteres ten opzichte van een huisdier: kom maar bij de vrouw; 4. speelka...

2023-12-01
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Vrouw

Ohd. frouwa, de vrouwelijke vorm van ’t Ohd. fro = heer (vgl. vroondienst = heerendienst); het woord w. d. z.: heerin, meesteres. Dit fro is hetzelfde als ons: voorste, vorst, n.l. de eerste; vgl. ’t Idg. prwo, Lat. primus. Het vrouwelijke woord bleef bestaan, het mank fro stierf uit, evenals in ’t Fr. dame (van domino) bleef voor...

2023-12-01
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Vrouw

de mensch van het vrouwelijk geslacht (scx'iis feminim), de menschenvorm, die, bij de natuurlijke arbeidsverdeeling in het voortplantingsproces, optreedt als het ontvangende en verder ontwikkelende individu. Het vrouwelijk lichaam verschilt in velerlei opzicht van dat des mans, eerstens in het maaksel van de geslachtsorganen (zie ald.),...