(-en)
A. [< vangen I 1]
I. m. Eig. het vangen.
II. Metn.
1. m. het gevangene.
2. v. vlezig deel aan de dij van een rund, waarbij men het vat, om over zijn vetheid te oordelen.
B. v. [< vangen I 4] rem, klem om een toestel of machine te stuiten: de van een windmolen. ➝ molen.