I. m. Veroud. gevaar, nog in de uitdr.: noch vrees kennen.
II. m. (-s; -tje) samentrekking van vader. ➝ aard. III. v. (varen) vaarschroef.
IV. o. Wapenk. voering bestaande uit klok- of schildvormige vakjes die beurtelings van zilver en azuur zijn.
V. bn. (vare) onbevrucht, gust (van wijfjesdieren): vare koeien.