('uit) (ziekte uit, uitgeziekt)
I. (heeft) een ziekte uitvieren.
II. (is)
1. door aanhoudende ziekten verzwakken.
2. door aanhoudende ziekten gezuiverd worden.
3. niet meer ziek zijn : eindelijk was hij uitgeziekt.
Gepubliceerd op 18-02-2020
betekenis & definitie
('uit) (ziekte uit, uitgeziekt)
I. (heeft) een ziekte uitvieren.
II. (is)
1. door aanhoudende ziekten verzwakken.
2. door aanhoudende ziekten gezuiverd worden.
3. niet meer ziek zijn : eindelijk was hij uitgeziekt.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: